Computerhistorie: Wargaming en FELLAN 1983-1986

 

Datacommunicatie: Wargame-uitstapjes en het FELLAN

De Operations Research groep (later divisie) ging enkele malen per jaar het land in voor real-time en on-line Wargame en andere demonstraties op Defensielocaties. Daarbij werden lange afstand datacommunicatieverbindingen gebruikt. Een van de oefeningen betrof het koppelen van een verbindingswagen ergens op de Veluwe met de Cyber in Den Haag via enkele militaire straalzenders en militaire straalverbindingen tussen PTT-torens. Probleem was de generator in de communicatietruck. De frequentie verliep geleidelijk van 50 Hz naar 45 Hz. Bij de laatste frequentie bleken de op de terminals ingetypte tekens te traag binnen te komen in Den Haag. Iedere twintig minuten handmatig ‘bijregelen’ van  de frequentie verhielp het probleem.
Een andere Wargame-oefening koppelde de vliegbasis Twente met het laboratorium. Op de binnenplaats van TNO-FEL op Waalsdorp werd een straalzender van de Koninklijke Landmacht opgesteld. Via een raam kwamen er twaalf terminallijnen het laboratorium binnen. Tijdens de voorbereidingsweek bleek het slechts enkele minuten mogelijk om de multi-hop straalzenderverbinding tot stand te brengen en in stand te houden. De dienstplichtigen in de tussennode trucks draaiden de antennemasten graag om naar een radiostation te luisteren. De oplossing werd op vrijdagochtend door ‘hogerhand’ gevonden: als de verbinding niet om 13.00 uur operationeel was, werden alle weekeindeverloven van de soldaten ingetrokken… binnen één uur werkte de verbinding stabiel en vlekkeloos.

Om dit soort problemen tijdens de volgende game-edities te voorkomen, werd een MicroVax aangeschaft waarop Wargame zou gaan draaien. De voorbereidingen voor de volgende demonstratie op de vliegbasis Twente verliepen rampzalig: de magneetschijf leek in te storten. Na transport naar een andere ruimte op de vliegbasis en het herladen van de software traden er geen problemen op. Terug in de demo-opstelling ging het weer fout.
Telefoontje: “of wij op FEL-TNO in Den Haag een idee hadden ?
In wat voor ruimte staan jullie ? Is het soms te warm?
Wij kijken uit op de startbaan; een heel grote ruimte, niet te warm…
Uh, we kijken wel uit op een draaiende radar… dat kan toch geen kwaad ?

Indachtig onze eerdere problemen met instraling door radars op magneetbanden, suggereerden wij om het systeem enigszins af te schermen voor de grondradar door het systeem 90 graden te draaien. De optredende problemen werden inderdaad minder. Vervolgens zijn de maten van het systeem genomen en werden deze doorgebeld. Een van de medewerkers van de werkplaats werd er op uit gestuurd om een rol kippengaas te gaan halen. Binnen enkele uren had de werkplaats een kooi van Faraday gebouwd voor de MicroVAX. De volgende dag stond de gekooide MicroVAX veel minder prominent op het toneel in de demoruimte van vliegbasis Twente, maar werkte probleemloos.

Naast Wargame werden door de Operations Research-divisie tweemaal per jaar cursussen gegeven bij de Hogere Krijgsschool (HKS). De Soltau-cursussen werden ondersteund met computerwerk op de CYBER. Soms was het ‘sprokkelen’ om de gewenste grote hoeveelheid terminallijnen en terminals beschikbaar te stellen.

Groeiende communicatiebehoeften: LAN-studie en aanleg

In het laboratorium waren 480 terminallijnen bedraad die op een patchpaneel uitkwamen. Daarnaast kwamen er 21 externe PTT-huurlijnen op een apart patchpaneel binnen dat om veiligheidsredenen met één schakelaar uitgezet kon worden. Al die lijnen konden verbonden worden met 217 lijnen naar de computersystemen: 128 naar de Cyber, 40 naar de PDPs en 49 naar de VAXen.
De DATUS-poortselector zat hier als ‘schakelaar’ tussen. De DATUS werd sterk uitgebouwd om de snel exploderende behoefte aan asynchrone communicatielijnen te kunnen beteugelen. Toch was dat niet voldoende om de noodzaak voor een tweede CDC 2551 met een achttal CLA’s (32 asynchrone lijnen) tegen te houden.

In 1985/86 werd door de IT-beleidscommissie een werkgroep aan de gang gezet, die moest onderzoeken op welke wijze het FEL zou kunnen beschikken over een Local Area Network (LAN). Ook moesten de beveiligingsaspecten van een LAN worden bestudeerd. Naast de interne werkgroep, werd een TUD-afstudeerder binnengehaald om de werkgroep te ondersteunen. Ook diende hij de beveiliging van LAN’s nader theoretisch en praktisch te onderzoeken. Dit praktijkonderzoek omvatte dan ook een mini-netwerk gebaseerd op DECnet tussen de drie aanwezige VAX 11/750’s (VA, VC en VG). Ook een PDP 11/34, een PDP 11/44 en een PDP 11/725 waren hierop aangesloten.
Als goed onderzoeker, wist de afstudeerder ‘hacking’ bij professor Herzberg binnen afzienbare tijd programma’s uit te voeren op de administratieve VAX zonder dat hij daar ooit officieel toegang toe had gekregen. Anderzijds beloofde de LAN-technologie veel: op het DECnet-netwerkje werd een throughput van 150 MB/uur gemeten op de VAX 11/750.
Na een gedegen studie werden door de werkgroep bij een aantal netwerkleveranciers offertes aangevraagd. Nu waren LAN’s, met name voor gebruik door verschillende computerleveranciers, nog een terra nova in Nederland. Er waren goed bekend staande leveranciers, die aardingsproblemen uitsloten van garantie. Zij hadden de specificaties over het door het FEL gewenste IEEE 802.3 netwerk niet gelezen, anders hadden ze kunnen weten, dat aardingsproblemen niet op kunnen treden bij een juiste wijze van aanleg. Uiteindelijk werd gekozen voor de aanleg van het netwerk onder verantwoordelijkheid van CDC, die voor de kabelaanleg een subcontractor inhuurde. Het FELLAN werd stervormig rond de datacentrale in de centrale computerruimte opgebouwd en bestond uit een tien dik Ethernet-segmenten van ieder zo’n 500 meter; ruwweg één voor iedere twee gangen.
De LAN-tranceivers kwamen van een andere leverancier. Het FEL was volgens de fabrikant in Nederland de enige afnemer, die de transceivers stuk voor stuk grondig onderwierp aan de IEEE 802.3 specificatietesten. Als een transceiver niet aan de specs voldeed, werd de tranceiver teruggestuurd naar de leverancier. Een marginale afwijking werd niet geaccepteerd, ook al werkten die tranceivers bij anderen waarschijnlijk nu nog tot volle tevredenheid.
DECnet werkte op basis van de XNS-header specificaties en was daarmee in principe in conflict met de IEEE 802.3 internationale standaard. Gelukkig waren de specs zo dat beide protocolsystemen probleemloos over hetzelfde Ethernet volgens IEEE 802.3 konden opereren, al waren er regelmatig problemen met de aansluiting op de juiste tranceivers (met of zonder zogenaamde “heart beat”).

In 1986 kreeg het Laboratorium een aansluiting op Datanet-1 (DN-1) – X.25 gebaseerde communicatie – waarmee het mogelijk werd om externe computers en bulletin boards te bereiken bij de computerleveranciers.