Computerhistorie: Computerlijnen op TNO-FEL (1990 – 1994)

 

Computerlijnen op TNO-FEL

Begin 1990 werd het eindrapport van de IT-Beleidscommissie (ITBC) werkgroep Vervanging CYBER 840A aangeboden aan de FEL directie. Op basis van de ontwikkelingen van het grootschalig rekenen en de behoefte aan IT-systemen op het TNO-FEL en bij het TNO-PML kwam de werkgroep tot de volgende aanbevelingen:

  • De afbouw van de NOS/VE-lijn door afstoten van de CYBER 840A per 1 juni 1990 en geleidelijke afbouw van de lopende verplichtingen onder het NOS/VE-systeem op een CYBER 930.
  • Vermindering van het aantal ondersteunde machinelijnen.
  • Het hanteren van een decentraal back-end/front-end concept naast centrale faciliteiten.

De conclusies uit dit rapport leidden tot het besluit om de CYBER 840A af te stoten per 1 mei 1990 en de CYBER 930-11 van juni tot december 1990 tijdelijk te verzwaren tot een CYBER 930-31 om een overloop- en afbouwperiode mogelijk te maken. Hiertoe werd de schijfcapaciteit uitgebreid tot 1.7 Gbyte. De CYBER 930-11 is vervolgens eind 1993 buiten gebruik gesteld. Uiteindelijk heeft het buiten gebruik gestelde systeem nog een competatieve inruilkorting opgeleverd.
Een technische werkgroep onderzocht vervolgens verschillende opties voor een centrale Unix server faciliteit, die de backup en andere (netwerk)diensten moest verlenen voor de Convex en de decentrale Unix-werkstations. Onderzocht werden systemen van HP, SUN, Silicon Graphics, DEC en CDC. Besloten werd tot aanschaf van een Control Data 4380 (MIPS 3840 systeem) onder Unix System V met een jukebox-backup systeem.

CDC 4380 block diagram
CDC 4380 block diagram

In juli 1990 werd de CDC 4380 Unix Server geïnstalleerd. Al gauw wordt het schijfsysteem uitgebreid tot ruim 10 GB. De Unix Server diende:

  • de CONVEX te ontlasten van pre- en postprocessing,
  • voor Pascal-werk, en
  • voor integer-gebaseerde programmering.

Daarnaast moest de Unix Server de backup verzorgen van alle Unix werkstations met behulp van het Automatic Workstation Backup Service (AWBUS) pakket. Dit pakket was ontwikkeld bij Chrysler. In eerste instantie had het TNO-FEL zeer grote problemen met dit pakket. Ten eerste was de TNO-FEL definitie van een werkstation (servers met 1-2 Gbyte en 10.000-files) een andere als waarvoor het pakket geschreven was (een paar honderd Mbyte en een paar honderd files). Daardoor ontstonden er hardwareproblemen met de Exabyte carrousel robot. Na een aantal maanden is het totale backupsysteem vervangen door verbeterde software en een 90 Gbyte optisch rewritable compact diskrobot van HP.
 
De centrale ICT-voorzieningen zoals alle systemen in de centrale computerruimte, terminalservers, bridges en dergelijke dienden bewaakt te worden zodat storingen en problemen met de performance en belasting van systemen, printwerk, magneetbandaanvragen, netwerkcommunicatie in een zo vroeg mogelijk stadium gesignaleerd en opgelost konden worden. Tot 1992 daarom zat een operator achter het operatorconsole in de computerruimte. De operator kon daarbij tevens enkele diensten verlenen aan gebruikers zoals het afhandelen van magneetbandaanvragen, het afscheuren van print- en plotuitvoer, het verlenen van toegang tot systemen, enzovoorts. In april 1992 werd overgeschakeld op een zelf ontwikkeld automatisch alarmeringssysteem met oppiepmogelijkheden. Het systeem was gebaseerd op een PC die via het netwerk controles uitvoerde op alle centrale systemen en het netwerk. Ook werd nagegaan of de netwerkverbindingen met de collega TNO-instituten PML en IZF nog werkten. Indien een actie gewenst was kon door het systeem een telefoonnummer gedraaid worden waarmee een pieper afging of een semafoonoproep geplaatst werd. Het waarschuwingssysteem kreeg de naam “XINlX” uit Asterix en Obelix. Lichten werden dus gedimd in de computerruimte.