Geschiedenis: het Meetgebouw en TNO op de Waalsdorpervlakte
De ontstaansgeschiedenis van het Meetgebouw en later TNO op de Waalsdorpervlakte
In 1924 verschenen berichten in buitenlandse en Nederlandse kranten over een doodende straal, bijv. ‘De Electrische Straal, die doodt!….'(Het Leven, 10 mei 1924), een nieuwsbericht in het Leids Dagblad, 25 mei 1924, pg 9 linksonder en het Haarlem’s Dagblad | 7 juni 1924 | pagina 5. Deze en andere geheimzinnige stralen zouden vooral in Duitsland zijn waargenomen [deze berichten waren waarschijnlijk gebaseerd op een hoax van de Engelse onderzoeker Harry Grindell Matthews]
In 1925 werd in de Sovjetunie daarover zelfs de film ‘Luch smerti’ (dodelijke straal) gemaakt. Een fascistische dictator wil met dit wapen zijn opstandige proletariaat een lesje leren. Een moedige agent a la James Bond weet dat na allerlei avonturen te verhinderen. De film heeft tegenwoordig de status van klassieker.
De berichten leidden in een geheime commissievergadering van de Tweede Kamer van de Staten Generaal tot vragen aan de Minister van Oorlog. De Minister van Oorlog, dr. J.J.C. van Dijk, was echter al getriggerd door eerdere berichten uit andere informatiebronnen. Zijn conclusies en voorzet voor een besluit staan in de nota Departement van Oorlog, Geheim Litt. P.42 van 9 Mei 1924:
Zoals U bekend zal zijn, is in de litteratuur en in de pers reeds meermalen gewag gemaakt van geheimzinnige strijdmiddelen, waarbij b.v. gebruik zou worden gemaakt van draadlooze electrische golven e.d. tot destructieve doeleinden. Vooral in den laatsten tijd zijn in courantenberichten van verschillende zijden talrijke – meestal fantastische – mededelingen van dien aard gedaan, waarbij nochtans steeds nadere bevestiging van de juistheid dier berichten uitbleef.
Eenige maanden geleden heeft men van Duitsche zijde eenige zoodanige nieuwe strijdmiddelen aan mij aangeboden, met dien verstande, dat aan mij finantieele steun werd gevraagd om die uitvindingen verder uit te werken, Ik heb daarop een voorslag gedaan, welke door een bonafide tegenpartij zonder bezwaar had kunnen worden aanvaard.
lk heb daarop echter sinds eenige maanden niets meer vernomen, zoodat ik twijfel, of deze z.g.n. uitvinders wel te goeder trouw waren.
De vraag rijst ook in hoeverre aan andere dergelijke-beweerde-uitvindingen eenige waarheid ten grondslag ligt. {…}
Er bestaat thans echter naar mijne meening gegronde aanleiding tot het vermoeden, dat in een nabije toekomst in de oorlogsvoering naast chemische strijdmiddelen ook physische strijdmiddelen op den voorgrond zullen treden, waaronder te verstaan geheel nieuwe-nog niet toegepaste strijdmiddelen waarbij b.v. gebruik wordt gemaakt van draadlooze electrische golven e.d. tot destructieve doeleinden. {…}
Intusschen komt het mij voor, dat aan de mogelijkheid van de uitvinding van physische strijdmiddelen als hier bedoeld, volle aandacht dient te worden geschonken. lk overweeg daarom om, over te gaan tot het instellen van een physisch technische Commissie, welke onafhankelijk van de Commissie voor chemische strijdmiddelen – hare aandacht aan die physische strijdmiddelen zou moeten wijden. {…}
Ten aanzien van het laatste punt (algemene opdracht van een Commissie voor Physische Strijdmiddelen) teken ik aan, dat men de beweerde uitvindingen – of fantasiën – op het gebied van physische strijdmiddelen, voor zoover mij die bekend zijn, kan onderscheiden in:
- het gericht uitzenden en op grooten afstand concentreren van X-stralen (Hertzsche golven) en het daardoor opwekken van krachtige electrische vonken tusschen metalen voorwerpen.
- het gericht uitzenden van electro-magnetische golven en het daardoor buiten werking stellen van de magneto’s van explosie-motoren (is onlangs in verschillende courantenberichten vermeld en werd mij als uitvinding aangeboden bij hoogervermelde gelegenheid).
- het gericht uitzenden van draadlooze electrische golven voor bepaalde springstoffen specifieke frequentie, teneinde die springstoffen op grooten afstand tot detonatie te brengen (is -o.m.- in het begin van de maand April door het Hollandsch Nieuwsbureau in courantenberichten vermeld. Een Engelsche uitvinder MATH[I]EU GRINDELL zou verklaard hebben, in staat te zijn een gebied van 50 mijl straal tot een hoogte van 5 mijl onveilig te kunnen maken voor alles wat ontplofbaar is).
- het gericht uitzenden van electrische krachtstralen, welke draadloos op grooten afstand levende wezens zouden kunnen dooden (zie – o.m. – het boek van PH. OPPENHEIM; “Mr. Lavendale diplomate”).
- het gericht uitzenden en op grooten afstand concentreeren van hoogfrequente draadlooze electrische krachtgolven van verschillend potentiaal, waarbij onder geweldige warmteontwikkeling tusschen de brandpunten dier stralen een “Siedeboog” zou ontstaan van buitengewoon hooge electrische spanning welke alle materialen – b.v. ook pantserstaal – in minder dan geen tijd zou doorbranden (is mij als uitvinding aangeboden bij hooger vermelde gelegenheid).
Het duurde tot 1934 voordat de discussie over “dodende stralen” in het Verenigd Koninkrijk gevoerd werd (zie: Brian Johnson, The Secret War)
Uit: Inspecteur der Genie: No. 1368 Geheim op 13 Juni 1924, {…} ook naar mijn meening de in te stellen Commissie voor Physische Strijdmiddelen zou dienen te worden samengesteld uit een Hoogleeraar als voorzitter, bijgestaan door een of meer assistenten (ter beoordeeling van de hoogleeraar); een officier van den Generalen Staf; een officier der Artillerie en een officier der Genie. Vermits de hoogleeraar-voorzitter en diens assistent(en) uiteraard volkomen het physische gedeelte der door de Commissie te behandelen vraagstukken zullen moeten beheerschen, dienen naar mijn mening de militaire leden der Comisssie, naast hunne speciale militaire kennis, gezamenlijk in het bijzonder bevoegd te zijn op het gebied van de motoren- en vliegtuigtechniek en van de springstoffen, een en ander voor militaire doeleinden.
Minister van Oorlog Van Dijk, Geheim Litt. C.67, 28 Juli 1924:
De Commissie zal tot taak hebben, het vraagstuk der physische strijdmiddelen (waaronder in het bijzonder te verstaan het gebruik van draadlooze electrische of electro magnetische golven tot destructieve doeleinden) in zijn vollen omvang in studie te nemen, in groote lijnen de richting aan te geven, waarin mogelijk door de physische en aanverwante wetenschappen naar-voor onze verhoudingen bruikbare-oplossingen voor elk onderdeel van het vraagstuk moet worden gezocht en ten slotte om mij van advies te dienen nopens aangelegenheden, welke met dat vraagstuk verband houden.
Ik mocht Prof. Dr. KAMERLINGH ONNES te Leiden uitnoodigen het voorzitterschap van de hierbedoelde Commissie te willen aanvaarden, doch deze Hoogleraar verzocht mij hem met het oog op zijn gezondheidstoestand bij zijn leeftijd, wel te willen verontschuldigen, dat hij dit voorzitterschap niet op zich kan nemen.
Prof. dr. Heike Kamerlingh Onnes beval prof. jhr. dr. G.J. Elias (hoogleraar Technische Hoogeschool Delft) aan in zijn plaats. Na een gesprek met hem en instemming van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd bij Ministeriële Beschikking van 25 november 1924 de Commissie voor Physische Strijdmiddelen ingesteld (Minister van Oorlog, Geheim Litt. R.108). De eerdere instelling van de Cie voor Chemische Strijdmiddelen in 1923 diende hiervoor als voorbeeld.
Onder physische strijdmiddelen worden verstaan verschillende nieuwe strijdmiddelen, welke berusten op de speciale toepassing van licht, geluid, warmte of electriciteit. Deze strijdmiddelen zijn ten deele bekend, ten deele zijn zij nog een onderwerp van studie. Zoo behooren hieronder: toestellen voor plaatsbepaling – op het geluid of de warmte – van doelen op aarde, in de lucht of onder water; electrisch geladen hindernissen; het gebruik van draadlooze electrische golven voor het besturen van motorisch gedreven, onbemande middelen van vervoer, voor het tot ontploffing brengen van springstoffen, voor vernielings- of vernietingsdoeleinden e.d. Voor zoover bij evenbedoelde strijdmiddelen electrische apparaten worden gebruikt, komen daarbij uiteraard ook draden voor electrische geleiding te pas.
Minister van Oorlog Van Dijk (21 februari 1925)
Uit: Eerste Kamer 1924-1925 kamerstuknummer 2 VIII ondernummer 2, p 481
Leden van de Commissie waren ter zake kundige officieren van verschillende militaire organisaties en vertegenwoordigers van diverse wetenschappelijke disciplines: prof. W.J. de Haas, prof. B. van der Pol, prof. dr. E. van Everdingen en majoor S.J. van den Berg. Professor Elias kwam al snel tot de ontdekking dat de geruchten over de doodende stralen niet op realiteit konden berusten.
De lastgeving van de Minister aan de Commissie ging verder dan de “doodende straal”; het betrof de opdracht om physische principes toe te passen in militaire uitrusting om naar behoeven de prestatie te verbeteren en hem hierin van advies te dienen. De Commissie vond het daarom noodzakelijk dat er een ruimte beschikbaar kwam waar onderzoek kon worden verricht. Op 25 februari 1927 stelde de Commissie de jonge wetenschapper Ir. J.L.van Soest aan als directeur.
Het duurde tot 1934 voordat het onderwerp dodende straal nieuws werd in het Verenigd Koninkrijk (Brian Johnson, The Secret War/De Geheime Oorlog).
Het zoeken naar een ook in militair opzicht geschikte plaats voor proefnemingen werd na enige tijd gekoppeld aan de beslissing om een nieuw gebouw te stichten voor de Militaire Weerdienst op de Vlakte van Waalsdorp (zie ook: Geologie en archeologie Vlakte van Waalsdorp) in de Wassenaarse duinen nabij het hedendaagse TNO gebouw. Dit zogenaamde “Meetgebouw“, werd op 1 december 1927 door Ir. J.L. van Soest en zijn assistent-instrumentmaker P.D. Groot in gebruik genomen. De genoemde datum wordt sindsdien jaarlijks gevierd als de dag van de grondlegging van het laboratorium. Het Laboratorium can de Commissie voor Physische Strijdmiddelen (CvPhS) kreeg de naam “Meetgebouw” om in de vooroorlogse jaren van het gebroken geweertje geen onnodige aandacht te trekken. Deze naam was in gebruik tot de Duitse inval in 1940. In het Meetgebouw waren drie ruimten ter beschikking met een totaal vloeroppervlakte van 130 m2.
Uitvoering van het Moscousche sabotageplan?
In de nacht van 11 op 12 november 1931 wordt op merkwaardige wijze ingebroken in het Militaire kamp te Waalsdorp. Iemand van buiten heeft zich toegang verschaft tot het z.g. meetgebouw. Niets werd ontvreemd, maar veel van den inventaris, bestaande uit kostbare instrumenten, werd stuk geslagen of onbruikbaar gemaakt. {…} De dader zou op het dak een roode vlag hebben geplaatst wat er op zou wijzen dat men hier te doen heeft met een communistische cel en de uitvoering van een gedeelte van het Moscousche sabotage-plan. {…} de dader is in verzekerde bewaring gesteld.
Uit: Voorwaarts: sociaal democratisch blad 12-11-1931
Eind 1936 constateert het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat de frequentieband 75-81 MHz (4,000-3,750 m), die oorspronkelijk gereserveerd was voor de “doodende straal resp. stopzetting motoren” thans minder nodig is en “zoo noodig prijs gegeven kan worden (al zou een zekere band in dit gebied voor toekomstige militaire doeleinden handig zijn)”.
Van Soest begon daar met onderzoek van akoestische luistertoestellen voor vliegtuigwaarneming (zie: Techniek Luchtakoestiek) in gebruik bij de Koninklijke Landmacht en later ook de Koninklijke Marine. Hij ontwikkelde een eigen luistertoestel omdat de industriële toestellen onoplosbare mankementen vertoonden. De succesvolle ontwikkeling van het luistertoestel “Van Soest” heeft uiteindelijk geleid tot productie bij de industrie en de ingebruikneming bij de Koninklijke Landmacht.
Latere belangrijke projecten waren de ontwikkeling van een radiosonde voor de Militaire Weerdienst, de ontwikkeling van infraroodapparatuur ten behoeve van rivierbewaking.
In oktober 1937 besliste de Minister van Oorlog dat het werk van de Commissie voor Physische Strijdmiddelen om haar geheime karakter niet tot de competentie zou komen te behoren van de bij wet in te stellen Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) die in 1932 bij wet opgericht was.
Onder leiding van de in 1934 bij het “Meetgebouw” in dienst getreden jhr. ir. J.L.W.C. von Weiler volgde de ontwikkeling van de radiozend-ontvanger ten behoeve van de Artillerie (Radiocommunicatie), het akoestisch luistertoestel ten behoeve van vliegtuigwaarneming en de ontwikkeling in 1938 van het ‘electrisch luistertoestel‘ (‘radar’). De onderwerpen IFF (Identification Friend or Foe), detectie van landmijnen, afstandsbesturing van een vliegtuig (“drone”) en onderwaterakoestiek verkeerden nog in de experimentele fase.
Het aantal medewerkers van het Meetgebouw groeide in de vooroorlogse jaren tot 37 in 1940. Het vloeroppervlak nam in stappen toe tot ongeveer 788 m2 in 1940. Tijdens de inval van de Duitsers in mei 1940 waren er twee elektrische luistertoestellen functioneel. Het toestel op de Waalsdorpervlakte werd snel gedemonteerd en naar de Hertenkamp (Haagse Malieveld) vepolaatst waar het naasr een mitrailleuropstelling dienst heeft gedaan. Een houten barak op de Waalsdorpervlakte waarin geheime ontwikkelingen waren verzameld, werd op 15 mei, de dag van capitulatie, in brand gestoken zodat de apparatuur niet in handen van de Duitsers zou vallen. Vlak voor de capitulatie zijn Von Weiler en ir. Staal met de documentatie van het elektrisch luistertoestel naar Engeland ontkomen, waar Von Weiler tot 1946 met Engelse wetenschappers verder heeft gewerkt aan de ontwikkeling van radar.
Het Meetgebouw tijdens de Duitse bezettingsjaren
Op 4 mei 1940 werd het Meetgebouw organisatorisch opgenomen in het Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen (AI). In 1941 werd het “Meetgebouw” met ruim twintig personeelsleden opgenomen in de P.T.T.-organisatie als ‘Physisch Laboratorium‘. De medewerkers verhuisden in 1943 naar de Centrale Magazijndienst en Werkplaats (CWP) van de P.T.T. aan de Binckhorstlaan. Dit omdat de Waalsdorpervlakte binnen het ‘Sperrgebiet’ viel.
In de oorlogsperiode (zie persoonlijk verslag) is zoveel mogelijk geprobeerd werk voor de bezetter te mijden, wat gedeeltelijk gelukt is.
Clandestien werd gewerkt aan een omroepzender, die als Herrijzend Nederland 3 op golflengte 301.5 m op 18 mei 1945 in bedrijf kwam en bediend werd door personeel van het laboratorium. Berichten van krachtige ontvangst en kwaliteit kwamen uit heel Nederland. De zender werd ook in Hamburg, ten zuiden van Parijs en in zuid-Engeland ontvangen. Nadat Lopik weer in bedrijf kwam werd de zender omgebouwd en werkte tot 4 september op 245 m als Hilversum – Herrijzend Nederland. Daarna werd de zender gebruikt als hulpzender van de P.T.T. te Beek, Limburg.
Na de Tweede Wereldoorlog
Op 15 december 1945, ging het Physisch Laboratorium over van de P.T.T. naar het Ministerie van Oorlog. In de loop van 1946 werd het ‘normale werk’ weer opgepakt. Het Physisch Laboratorium bleef tot 1 december 1947 gehuisvestigd bij de P.T.T. Onder andere werd gewerkt aan infraroodtoepassingen voor het leger in Oost-Indië.
Op 6 juli 1946 stemt het kabinet in met het plan voor een speciale Bijzondere Organisatie onder de Centrale Organisatie TNO waarin het natuurwetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de rijksverdediging kan worden gebundeld. Op 12 juli 1947 werd de RijksVerdedigings Organisatie (RVO) opgericht. Het Physisch Laboratorium (PhL) daarbij opgenomen in de Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek TNO en keerde terug naar de Vlakte van Waalsdorp waar de vooroorlogse activiteiten op de gebieden van onder andere radio, radar en infraroodtechnologie werden voortgezet. Internationaal had de oorlog geleid tot een breed palet aan (militair)technologische ontwikkelingen. Om de verloren jaren in te halen en een internationale positie te verwerven op het gebied van defensieonderzoek werden door het PhL nieuwe onderzoekterreinen ontgonnen zoals passieve en actieve sonartechnologie, phased array radartechnologieën, elektronische rekenmethoden en operationele research. Regelmatig vonden uitbreidingen plaats aan “het Meetgebouw”. Zo werd in 1950 het voormalige Historische Museum (Landmacht), later het Museum voor de Grenadiers en Jagers, als gebouw H in gebruik genomen voor de huisvesting van de sectie “Geheimcommunicatie” van de groep “Radio, Radar”.
Op het gebied van de digitale vuurleiding had het laboratorium in 1960 wereldwijd een leidende rol en heeft de Verenigde Staten ingeleid in deze technologie. Door de sterke personeelsgroei werd er een stenen gebouw bijgebouwd en later uitgebreid met meer barakken.
In 1969 werd een geheel nieuw gebouw (van bovenaf gezien in de vorm van een acht) betrokken aan de rand van de Waalsdorpervlakte. Een interessant detail is de aanleg van een atoomschuilkelder gegeven de periode van koude oorlog. Het verhaal over het eerste kunstwerken in de hallen van TNO en NATO STC en het draadplastiek vormen een interessante historie. Midden jaren ’80 had het Physisch Laboratorium de volgende researchgroepen: Fysica, Ver-infrarood, Telecommunicatie, Microgolven, InformatieVerwerkende Systemen, Signaalverwerking, (onderwater)Acoustiek, Mijnbestrijding en Operationele Research. Deze researchgroepen werden ondersteund door de Elektronicagroep, Computergroep, werkplaatsen en administratie.
LEOK te Oegstgeest
Na zijn terugkeer in Nederland in 1946 zette jhr. ir. J.L.W.C.von Weiler, die in Engeland was ingelijfd bij de Koninklijke Marine, zijn radarontwikkelings- en advieswerk voort als Hoofd van de Afdeling Ontwikkeling en Test van de Marine Radio Dienst te Oegstgeest.
Deze Afdeling, bestaande uit 25 man, kreeg in 1950 de naam “Laboratorium voor Electronische Ontwikkelingen (LEO)”. Het LEO was gericht op het invullen van de onmiddellijke behoeften van de Koninklijke Marine aan operationele apparatuur voor radiocommunicatie en radar.
In 1955 werden de LEO-werkzaamheden uitgebreid tot het terrein van zowel de Koninklijke Landmacht als de Koninklijke Luchtmacht. De naam werd veranderd in Laboratorium voor Elektronische Ontwikkelingen voor de Krijgsmacht (LEOK). Het LEO en latere LEOK deelde eerst een gebouw met het Marine Elektronisch Bedrijf (MEB) te Oegstgeest. Het MEB werd in 1974 het Marine Elektronisch Optisch Bedrijf (MEOB).
In 1958 betrok het LEOK een nieuw twee verdiepingen hoog gebouw waardoor onder andere ruimte gecreëerd werd voor onderzoek op het gebied van radarsystemen, trainings- en simulatieapparatuur.
Fusie LEOK en Physisch Laboratorium
In 1977 was het aantal LEOK werknemers gegroeid tot 150 onder de leiding van directeur ir. F. van Hutten. In hetzelfde jaar besloot de krijgsmacht de militaire status van het LEOK te laten vervallen door het laboratorium te laten opgaan in de TNO-organisatie. De voortdurende discussie aangaande overlappende werkzaamheden en de organisatie van de toekomstige taken van de laboratoria resulteerde in de beslissing beide laboratoria te integreren op één locatie. In 1980 kreeg RVO-TNO de nieuwe naam Hoofdgroep Defensie Onderzoek TNO (HDO). Het laboratorium op de Waalsdorpervlakte werd vergroot. Het nieuwe TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium (TNO-FEL) begon op 1 december 1984, precies 57 jaar nadat het defensieonderzoek op Waalsdorp een aanvang had genomen. TNO-FEL heeft in de jaren daarna de traditionele rol voortgezet als één van de drie laboratoria van de TNO Defensieorganisatie, waarbij de aanpak verschoof naar een meer marktgerichte benadering uitgaande van militaire en civiele behoeften van de binnenlandse en de buitenlandse markt. Het laboratorium kende vijf divisies:
- Operations Research en Bedrijfsvoering
- Command & Control en Simulaties
- Smart Sensor Solutions
- Waarnemingsystemen
- Telecommunicatie en Beveiliging (per medio 2003 werd het civiele gedeelte van dit onderwerp grotendeels overgedragen aan TNO Telecom).
Op 31 december 2005 besloot TNO de afzonderlijke TNO-instituten (laboratoria) op te heffen. TNO-FEL is daarbij opgegaan in het TNO kerngebied TNO Defensie en Veiligheid. Op 1 januari 2011 werd de TNO kerngebiedenstructuur opgeheven en is TNO omgevormd tot één TNO waarbij de expertisegebieden die gevestigd zijn op locatie Den Haag Waalsdorp voor een belangrijk deel werken voor de unit Defence, Safety and Security (DSS).