Geschiedenis: Meetgebouw en TNO op de Waalsdorpervlakte
De ontstaansgeschiedenis van het Meetgebouw en later TNO op de Waalsdorpervlakte
Vooroorlogse jaren: de oprichting van het Meetgebouw en de eerste onderzoeken
In 1924 verschenen berichten in buitenlandse en Nederlandse kranten over een doodende straal, bijv. ‘De Electrische Straal, die doodt!….'(Het Leven, 10 mei 1924) en een nieuwsbericht in het Leids Dagblad, 25 mei 1924, pg 9 linksonder. Deze en andere geheimzinnige stralen zouden vooral in Duitsland zijn waargenomen. Ontstekingsmechanismen werden ontregeld waardoor vliegtuigen om onverklaarbare redenen neerstortten en auto’s stilhielden [deze berichten waren waarschijnlijk gebaseerd op een hoax van de Engelse onderzoeker Harry Grindell Matthews].
In 1925 werd daarover in de Sovjetunie zelfs een film over gemaakt: ‘Luch smerti’ (dodelijke straal). Een fascistische dictator wil met dit wapen zijn opstandige proletariaat een lesje leren. Een moedige agent a la James Bond weet dat na allerlei avonturen te verhinderen. De film heeft tegenwoordig de status van klassieker.
De berichten leidden in een geheime Defensiecommissievergadering van de Tweede Kamer van de Staten Generaal tot vragen aan de Minister van Oorlog. De minister, dr. J.J.C. van Dijk, beloofde een onderzoek naar deze berichten te zullen instellen. Hij vroeg advies aan prof. dr. Hendrik Antoon Lorenz. De minister onderschreef het ontvangen advies en stelde de Commissie voor Physische Strijdmiddelen in bij beschikking van 25 november 1924, Geheim Litt. R.108.
De commissie had de volgende taakopdracht: “om het vraagstuk van de physische strijdmiddelen (…) in zijn vollen omvang in studie te nemen en in groote lijnen de richting aan te geven, waarin op het gebied van de natuurkunde en aanverwante wetenschappen naar – voor onze verhoudingen bruikbare – oplossingen voor elk onderdeel van dat vraagstuk moet worden gezocht; voorts om hem, Minister van Oorlog, van advies te dienen nopens aangelegenheden, welke met dat vraagstuk verband houden.”
Prof. jhr. dr. G.J. Elias uitgenodigd op te treden als voorzitter van de Commissie; leden van de Commissie waren ter zake kundige officieren van verschillende militaire organisaties en vertegenwoordigers van diverse wetenschappelijke disciplines: prof. W.J. de Haas, prof. B. van der Pol, prof. dr. E. van Everdingen en majoor S.J. van den Berg. Professor Elias kwam al snel tot de ontdekking dat de geruchten over de doodende stralen niet op realiteit konden berusten.

Onder physische strijdmiddelen worden verstaan verschillende nieuwe strijdmiddelen, welke berusten op de speciale toepassing van licht, geluid, warmte of electriciteit. Deze strijdmiddelen zijn ten deele bekend, ten deele zijn zij nog een onderwerp van studie. Zoo behooren hieronder: toestellen voor plaatsbepaling – op het geluid of de warmte – van doelen op aarde, in de lucht of onder water; electrisch geladen hindernissen; het gebruik van draadlooze electrische golven voor het besturen van motorisch gedreven, onbemande middelen van Vervoer, voor het tot ontploffing brengen van springstoffen, voor vernielings- of vernietingsdoeleinden e.d. Voor zoover bij evenbedoelde strijdmiddelen electrische apparaten worden gebruikt, komen daarbij uiteraard ook draden voor electrische geleiding te pas.
Minister van Oorlog Van Dijk (21 februari 1925)
Uit: Eerste Kamer 1924-1925 kamerstuknummer 2 VIII ondernummer 2, p 481
De lastgeving van de Minister aan de Commissie ging verder dan de “doodende straal”; het betrof de opdracht om physische principes toe te passen in militaire uitrusting om naar behoeven de prestatie te verbeteren en hem hierin van advies te dienen. De Commissie vond het daarom noodzakelijk dat er een ruimte beschikbaar kwam waar onderzoek kon worden verricht onder leiding van de op 25 februari 1927 aangestelde jonge wetenschapper Ir. J.L.van Soest.
Het duurde tot 1934 voordat het onderwerp dodende straal nieuws werd in het Verenigd Koninkrijk (Brian Johnson, The Secret War/De Geheime Oorlog).
Het zoeken naar een ook in militair opzicht geschikte plaats voor proefnemingen werd na enige tijd gekoppeld aan de beslissing om een nieuw gebouw te stichten voor de Militaire Weerdienst op de Vlakte van Waalsdorp (zie ook: Geologie en archeologie Vlakte van Waalsdorp) in de Wassenaarse duinen nabij het hedendaagse TNO gebouw. Dit zogenaamde “Meetgebouw“, werd op 1 december 1927 door Ir. J.L. van Soest en zijn assistent-instrumentmaker P.D. Groot in gebruik genomen. De genoemde datum wordt sindsdien jaarlijks gevierd als de dag van de grondlegging van het laboratorium. Het Laboratorium voor Physische Strijdmiddelen kreeg de naam “Meetgebouw” om in de vooroorlogse jaren van het gebroken geweertje geen onnodige aandacht te trekken. Deze naam was in gebruik tot de Duitse inval in 1940. In het Meetgebouw waren drie ruimten ter beschikking met een totaal vloeroppervlakte van 130 m2.


Uitvoering van het Moskousche sabotageplan?
In de nacht van 11 op 12 november 1931 wordt op merkwaardige wijze ingebroken in het Militaire kamp te Waalsdorp. Iemand van buiten heeft zich toegang verschaft tot het z.g. meetgebouw. Niets werd ontvreemd, maar veel van den inventaris, bestaande uit kostbare instrumenten, werd stuk geslagen of onbruikbaar gemaakt. {…} De dader zou op het dak een roode vlag hebben geplaatst wat er op zou wijzen dat men hier te doen heeft met een communistische cel en de uitvoering van een gedeelte van het Moscousche sabotage-plan. {…} de dader is in verzekerde bewaring gesteld.
Uit: Voorwaarts: sociaal democratisch blad 12-11-1931

Eind 1936 constateert het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat de frequentieband 75-81 MHz (4,000-3,750 m), die oorspronkelijk gereserveerd was voor de “doodende straal resp. stopzetting motoren” thans minder nodig is en “zoo noodig prijs gegeven kan worden (al zou een zekere band in dit gebied voor toekomstige militaire doeleinden handig zijn)”.

Van Soest begon daar met onderzoek van akoestische luistertoestellen voor vliegtuigwaarneming (zie: Techniek Luchtakoestiek) in gebruik bij de Koninklijke Landmacht en later ook de Koninklijke Marine. Hij ontwikkelde een eigen luistertoestel omdat de industriële toestellen onoplosbare mankementen vertoonden. De succesvolle ontwikkeling van het luistertoestel “Van Soest” heeft uiteindelijk geleid tot productie bij de industrie en de ingebruikneming bij de Koninklijke Landmacht.
Latere belangrijke projecten waren de ontwikkeling van een radiosonde voor de Militaire Weerdienst, de ontwikkeling van infraroodapparatuur ten behoeve van rivierbewaking.
In 1937 besliste de Minister van Oorlog dat het werk van de Commissie voor Physische Strijdmiddelen om haar geheime karakter niet tot de competentie zou komen te behoren van de bij wet in te stellen Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) die in 1932 bij wet opgericht was.
Onder leiding van de in 1934 bij het “Meetgebouw” in dienst getreden jhr. ir. J.L.W.C. von Weiler volgde de ontwikkeling van de radiozend-ontvanger ten behoeve van de Artillerie (Radiocommunicatie), het akoestisch luistertoestel ten behoeve van vliegtuigwaarneming en de ontwikkeling in 1938 van het ‘electrisch luistertoestel‘ (‘radar’). De onderwerpen IFF (Identification Friend or Foe), detectie van landmijnen, afstandsbesturing van een vliegtuig (“drone”) en onderwaterakoestiek verkeerden nog in de experimentele fase.
Het aantal medewerkers van het Meetgebouw groeide in de vooroorlogse jaren tot 37 in 1940. Het vloeroppervlak nam in stappen toe tot ongeveer 788 m2 in 1940. Tijdens de inval van de Duitsers in mei 1940 waren twee elektrische luistertoestellen in bedrijf, waarvan er één in de Hertenkamp (Haagse Malieveld) dienst heeft gedaan. Een houten barak op de Waalsdorpervlakte waarin de geheime toestellen waren verzameld werd op 15 mei, de dag van capitulatie, in brand gestoken zodat de apparatuur niet in handen van de Duitsers zou vallen. Vlak voor de capitulatie zijn Von Weiler en ir. Staal met de documentatie van het elektrisch luistertoestel naar Engeland ontkomen, waar hij tot 1946 met Engelse wetenschappers verder heeft gewerkt aan de ontwikkeling van radar.

Het Meetgebouw tijdens de Duitse bezettingsjaren
In 1941 werd het “Meetgebouw” met ruim twintig personeelsleden opgenomen in de P.T.T.-organisatie als ‘Physisch Laboratorium‘. De medewerkers verhuisden in 1943 naar de Centrale Werkplaats (CWP) van de P.T.T. aan de Binckhorstlaan omdat de Waalsdorpervlakte ‘Sperrgebiet’ werd. In de oorlogsperiode (zie persoonlijk verslag) is zoveel mogelijk geprobeerd werk voor de bezetter te mijden, wat gedeeltelijk gelukt is. Clandestien werd gewerkt aan een omroepzender, die als Herrijzend Nederland 3 op golflengte 301.5 m op 18 mei in bedrijf kwam en bediend werd door personeel van het laboratorium. Berichten van krachtige ontvangst en kwaliteit kwamen uit heel Nederland. De zender werd ook in Hamburg, ten zuiden van Parijs en in zuid-Engeland ontvangen. Nadat Lopik weer in bedrijf kwam werd de zender omgebouwd en werkte tot 4 september op 245 m als Hilversum – Herrijzend Nederland. Daarna werd de zender gebruikt als hulpzender van de P.T.T. te Beek, Limburg.
Na de Tweede Wereldoorlog
Op 15 december 1945, ging het Physisch Laboratorium over van de P.T.T. naar het Ministerie van Oorlog. In de loop van 1946 werd het ‘normale werk’ weer opgepakt. Het Physisch Laboratorium bleef tot 1 december 1947 gehuisvestigd bij de P.T.T. Onder andere werd gewerkt aan infraroodtoepassingen voor het leger in Oost-Indië.
Op 6 juli 1946 stemt het kabinet in met het plan voor een speciale Bijzondere Organisatie onder de Centrale Organisatie TNO waarin het natuurwetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de rijksverdediging kan worden gebundeld. Op 12 juli 1947 werd de RijksVerdedigings Organisatie (RVO) opgericht. Het Physisch Laboratorium (PhL) daarbij opgenomen in de Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek TNO en keerde terug naar de Vlakte van Waalsdorp waar de vooroorlogse activiteiten op de gebieden van onder andere radio, radar en infraroodtechnologie werden voortgezet. Internationaal had de oorlog geleid tot een breed palet aan (militair)technologische ontwikkelingen. Om de verloren jaren in te halen en een internationale positie te verwerven op het gebied van defensieonderzoek werden door het PhL nieuwe onderzoekterreinen ontgonnen zoals passieve en actieve sonartechnologie, phased array radartechnologieën, elektronische rekenmethoden en operationele research. Op het gebied van de digitale vuurleiding had het laboratorium in 1960 wereldwijd een leidende rol en heeft de Verenigde Staten ingeleid in deze technologie. Door de sterke personeelsgroei werd er een stenen gebouw bijgebouwd en later uitgebreid met meer barakken.

In 1969 werd een geheel nieuw gebouw (van bovenaf gezien in de vorm van een acht) betrokken aan de rand van de Waalsdorpervlakte. Een interessant detail is de aanleg van een atoomschuilkelder gegeven de periode van koude oorlog. Het verhaal over het eerste kunstwerken in de hallen van TNO en NATO STC en het draadplastiek vormen een interessante historie. Midden jaren ’80 had het Physisch Laboratorium de volgende researchgroepen: Fysica, Ver-infrarood, Telecommunicatie, Microgolven, InformatieVerwerkende Systemen, Signaalverwerking, (onderwater)Acoustiek, Mijnbestrijding en Operationele Research. Deze researchgroepen werden ondersteund door de Elektronicagroep, Computergroep, werkplaatsen en administratie.

LEOK te Oegstgeest
Na zijn terugkeer in Nederland in 1946 zette jhr. ir. J.L.W.C.von Weiler, die in Engeland was ingelijfd bij de Koninklijke Marine, zijn radarontwikkelings- en advieswerk voort als Hoofd van de Afdeling Ontwikkeling en Test van de Marine Radio Dienst te Oegstgeest. Deze Afdeling, bestaande uit 25 man, kreeg in 1950 de naam “Laboratorium voor Electronische Ontwikkelingen (LEO)” en was gericht op het invullen van de onmiddellijke behoeften van de Koninklijke Marine aan operationele apparatuur voor radiocommunicatie en radar.
In 1955 werden de LEO-werkzaamheden uitgebreid tot het terrein van zowel de Koninklijke Landmacht als de Koninklijke Luchtmacht. De naam werd veranderd in Laboratorium voor Elektronische Ontwikkelingen voor de Krijgsmacht (LEOK). Het LEO en latere LEOK deelde eerst een gebouw met het Marine Elektronisch Bedrijf (MEB) te Oegstgeest. Het MEB werd in 1974 het Marine Elektronisch Optisch Bedrijf (MEOB).


In 1958 betrok het LEOK een nieuw twee verdiepingen hoog gebouw waardoor onder andere ruimte gecreëerd werd voor onderzoek op het gebied van radarsystemen, trainings- en simulatieapparatuur.

Fusie LEOK en Physisch Laboratorium
In 1977 was het aantal LEOK werknemers gegroeid tot 150 onder de leiding van directeur ir. F. van Hutten. In hetzelfde jaar besloot de krijgsmacht de militaire status van het LEOK te laten vervallen door het laboratorium te laten opgaan in de TNO-organisatie. De voortdurende discussie aangaande overlappende werkzaamheden en de organisatie van de toekomstige taken van de laboratoria resulteerde in de beslissing beide laboratoria te integreren op één locatie. In 1980 kreeg RVO-TNO de nieuwe naam Hoofdgroep Defensie Onderzoek TNO (HDO). Het laboratorium op de Waalsdorpervlakte werd vergroot. Het nieuwe TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium (TNO-FEL) begon op 1 december 1984, precies 57 jaar nadat het defensieonderzoek op Waalsdorp een aanvang had genomen. TNO-FEL heeft in de jaren daarna de traditionele rol voortgezet als één van de drie laboratoria van de TNO Defensieorganisatie, waarbij de aanpak verschoof naar een meer marktgerichte benadering uitgaande van militaire en civiele behoeften van de binnenlandse en de buitenlandse markt. Het laboratorium kende vijf divisies:
- Operations Research en Bedrijfsvoering
- Command & Control en Simulaties
- Smart Sensor Solutions
- Waarnemingsystemen
- Telecommunicatie en Beveiliging (per medio 2003 werd het civiele gedeelte van dit onderwerp grotendeels overgedragen aan TNO Telecom).

Op 31 december 2005 besloot TNO de afzonderlijke TNO-instituten (laboratoria) op te heffen. TNO-FEL is daarbij opgegaan in het TNO kerngebied TNO Defensie en Veiligheid. Op 1 januari 2011 werd de TNO kerngebiedenstructuur opgeheven en is TNO omgevormd tot één TNO waarbij de expertisegebieden die gevestigd zijn op locatie Den Haag Waalsdorp voor een belangrijk deel werken voor de unit Defence, Safety and Security (DSS).