Geschiedenis: Atoomschuilkelder TNO Den Haag Waalsdorp

 

Atoomschuilkelder TNO Den Haag Waalsdorp

 
Bij de nieuwbouw van het TNO laboratorium op de Waalsdorpervlakte te Den Haag in de zestiger jaren van de vorige eeuw was het nog noodzakelijk om rekening te houden met een nucleaire aanval vanuit het zogenaamde Oostblok. De westerse mogendheden onder aanvoering van de Verenigde Staten van Amerika waren nog steeds in strijd met de Oostbloklanden onder leiding van de Sovjet Unie. Welliswaar in hoofdzaak in een politieke strijd, maar deze zou toch kunnen uitmonden in een nucleaire oorlog met het gebruik maken van atoom- en waterstofbommen als gevolg. Om tegen dergelijke aanvallen enigszins beschermd te zijn werden atoomschuilkelders gebouwd. Deze schuilkelders werden met name in de buurt van bestuurscentra van bijvoorbeeld de centrale overheid gebouwd en ingericht. Maar ook kazernes en andere defensiegebouwen werden op een mogelijke nucleaire aanval voorbereid.

Voor het in 1967 / 1968 nieuw te bouwen Physisch Laboratorium RVO-TNO betekende dit, dat er ruimten beschikbaar moesten komen om er circa 250 mensen gedurende een aantal weken in onder te brengen. Op bijgaande afbeelding is de atoomschuilkelder rood-omlijnd aangegeven. De ruimten genummerd van 205 t/m 219A maken deel uit van deze kelder en bevinden zich onder een deel van het gebouwencomplex. De groengekleurde ruimte maakte oorspronkelijk ook deel uit van genoemde schuilkelder, maar werd al kort na de oplevering van het gebouw in 1968 verbouwd tot toiletruimte.

Plattegrond van de schuilkelder
Plattegrond van de schuilkelder

Bij het gebruik van de ruimten na een atoomaanval moest er een bepaalde toegangsprocedure tot die ruimten worden gevolgd. Door de bomvrije toegangsdeur achterin ruimte 200 komt men in de verzamelruimte 205, waar men zich van nucleair bevuilde kleding kon ontdoen, om dan via de douches in ruimte 205A, fall-out vrij naar de andere ruimten te kunnen gaan. De andere bomvrije deur, vanuit ruimte 210, was dus bedoeld als uitgang.
Van de andere uitgangen bevindt zich er één in ruimte 213 en één in ruimte 217. Met behulp van ingemetselde ijzeren beugels kan men bovenin een metalen luik bereiken welke met knevels is gesloten. Deze luiken bieden toegang tot de bovengrondse buitenwereld.
De ruimten 219A, 219 en de ruimte ernaast (het al direct tot toiletruimte verbouwde gedeelte) zouden dienen als technische ruimten voor de behandeling van de aan te zuigen buitenlucht en het oppompen van het benodigde drink- en gebruikswater.

Omdat het gebouw onder auspiciën van Defensie werd gebouwd en beheerd, waren er door de Genie als afdeling van de Koninklijke Landmacht richtlijnen opgesteld voor de bouw van de bunker. In een verslag van het adviesbureau van de Genie van januari 1968, waarin aanwijzingen voor gebruikers van een schuilonderkomen zijn aangegeven, zijn interessante paragrafen opgenomen in de voor die tijd moderne spelling van de Nederlandse taal:

  • Voor de draagkracht van het onderkomen werd gesteld:
    Om de draagkracht van de konstruktie zo groot mogelijk en de trefkans voor konventionele projektielen zo klein mogelijk te maken moet een onderkomen een zo gering mogelijke omvang hebben. Daarom moet in een onderkomen met de ruimte worden gewoekerd als in een onderzeeboot. Er moet zo weinig mogelijk onbenutte ruimte worden overgelaten. De mensen in een onderkomen leven dus voortdurend letterlijk schouder aan schouder“.
  • Voor de ruimteverdeling met medische voorzieningen werd gesteld:
    In een 54-persoons schuilplaats (ontworpen voor 1 x 18 bedden + 2 x 18 zitplaatsen) zou men voor de medische dienst kunnen reserveren: 2 bedden ziekenverblijf en 4 zitplaatsen ziekenrapport. Dan kan men herbergen een gezonde totaalsterkte van 1 x 16 op bed + 2 x 16 op zitplaatsen (= 48 personen) + 4 zitplaatsen ziekenrapport + 2 lege bedden. In voorkomend geval kan men zonder verdere maatregelen 2 bedlegerige patiënten verzorgen en – eventueeel na enige hergroepering in de ploegen – nog een 3e bedlegerige patiënt opnemen (dank zij de afgenomen sterkte aan roulerend personeel). Men kan n.l. herbergen: 3 bedlegerigen + 15 overigen op bed + 2 x 15 overigen op zitplaatsen (= 48 personen) en heeft dan nog vrij 0 bedden en 6 zitplaatsen ziekenrapportruimte. In de ziekenrapportruimte zou desnoods nog een “bed” kunnen worden geïmproviseerd; op die manier bedraagt de “ziekenhuiscapaciteit” 4 bedden op een personeelssterkte van 48 personen ofwel 8 1/3 %“.

Het binnenklimaat

  • Het klimaat
    De opeengepakte bezetting produceert onder andere warmte en vocht, welke moeten worden afgevoerd. Bij een onderzeeboot is de afvoer makkelijk, want die is omgeven door een praktisch onbeperkte hoeveelheid koelwater. Een schuilonderkomen als dit mist dat voordeel, koelwater is meestal schaars of ontbreekt geheel. Dientengevolge ontstaat in een schuilplaats een benauwd vochtig-heet klimaat. Een luchtbehandelingsinstallatie, welke een beter dan nog-net-toelaatbaar klimaat zou kunnen bewerkstelligen, is veelal òf onbetaalbaar òf technisch onbestaanbaar; noodgedwongen moet men aanvaarden, dat de luchttemperaturen oplopen tot circa 30o C bij circa 80% relatieve vochtigheid.
  • Het langdurig verblijf
    De ontberingen bij langdurig verblijf in een onderkomen moeten niet worden onderschat; men heeft gebrek aan bewegingsruimte, mist onafgebroken elke persoonlijke vrijheid en leeft in een onbehaaglijk klimaat. Onder oorlogsomstandigheden worden deze nadelen bovendien nog verzwaard met de altijd nog drijgende kans op een voor het onderkomen noodlottige trefffer en de kwellende ongerustheid over het lot van dierbare betrekkingen elders. Deze invloeden leggen een zware druk op de bezetting. Een zwakke afspiegeling van de uitwerking van deze druk op het gedrag van personeel in een onderkomen is onderzocht bij proefnemingen onder vredesomstandigheden. De proeven stellen buiten elke twijfel, dat aan de handhaving van dragelijke levensomstandigheden alle mogelijke zorg moet worden besteed. Handhaving van dragelijke levensomstandigheden in een onderkomen noopt tot toekenning van gezag aan een koördinerend dirigerende instantie, onder die omstandigheden bij voorkeur belichaamde in de figuur van een schuilplaatskommandant die als onbetwist machthebber een éénhoofdig centraal bewind voert. De persoonlijkheid van de schuilplaatskommandant is de beslissende faktor voor het welzijn in het onderkomen.

De ploegendienst

  • De bedrust
    Bij de inrichting van een schuilplaats wordt veelal in beginsel gerekend, dat 1/3 van de personeelssterkte zich bevindt in de slaapgelegenheid en 2/3 van de personeelssterkte elders in de schuilplaats verblijft. Opdat iedereen op zijn beurt een ongestoorde bedrust van ongeveer 7 aaneengesloten uren per etmaal zal kunnen genieten, moet een ploegenstelsel worden ingevoerd.
  • De voeding
    Verlangd moet worden, dat de maaltijden gelijkmatig over het etmaal worden verdeeld, opdat de voedselbereiding geen piek in de warmteproduktie zal veroorzaken. Daarnaast moeten de verstrekkingen, welke iemand in het onderkomen misloopt ten gevolge van het genieten van bedrust, voor iedereen zoveel mogelijk gelijkwaardig zijn.
  • De ploegenwisseling
    Bij ploegenwisseling moeten twee ploegen in een heel beknopte ruimte langs elkaar schuiven; om deze beweging toch vlot te doen verlopen moet een verkeersregeling in acht worden genomen, in het bijzonder in een extra-volgepakte schuilplaats. Doordat men op elkaar moet wachten, kost ploegenwisseling tijd. Zodra het begin van de ploegenwisseling wordt aangekondigd moet ieder lid van beide ploegen zijn persoonlijke bezittingen verzamelen en zich reisvaardig maken. Voor deze voorbereiding wordt b.v. een half uur uitgetrokken. Aangezien in totaal de zitruimte (voor 2 ploegen) groter is dan de slaapruimte (voor 1 ploeg) wordt na afloop van de voorbereidingstijd op aanwijzing achtereenvolgens:

    • De slaapruimte (c.q. een deel daarvan) ontruimd;
    • Het personeel uit de slaapruimte stelt zich voor een ogenblik op in de gangpaden van de zitruimte;
    • De slaapruimte (c.q. het vrijgekomen deel daarvan) betrokken;
    • De vrijgekomen zitruimte betrokken.

De ontsmetting

In geval van NBC-(Nucleaire Bacteriologische of Chemische) besmetting deponeert de aangekomene zijn besmette kleding en schoeisel zoveel mogelijk onverwijld op de daarvoor aangewezen verzamelplek; na betreden van de ontkleedruimte, zie ook de toegangsprocedure hierboven beschreven, in de ontsmettingsinrichting moet ook de laatste onderkleding worden weggeworpen in de daartoe aldaar aangebrachte, afsluitbare vergaarbak. Vervolgens moet de huid van de aangekomene grondig worden gereinigd door alzijdig douchen. Daarna betreedt de ontsmette aangekomene de aankleedruimte, alwaar de portier onbesmette kleding en een handdoek heeft gereedgelegd. Nadat de aangekomene zich heeft gekleed, gaat de portier voort met de overige werkzaamheden.

Onderstaande foto’s geven een beeld te krijgen van de boven geschetste behuizing en verblijf voor circa 250 personen:

210b
210b

210b
210b

210b
210b

206
206

In een brief aan de Secretaris van de Rijksverdedigingsorganisatie TNO te ‘s-Gravenhage van 10 juni 1980 wordt door de Directeur van het laboratorium aangegeven wat de kosten zouden zijn om de voltooiing en inrichting van de atoomschuilkelder uit te voeren. Deze kosten volgens het kostenpeil van medio 1977. Door het ook voor die tijd hoge bedrag voor het gereed maken van de schuilkelder en de onvoldoende capaciteit voor het toenmalige personeelsbestand is er verder van dit gereedmaken afgezien ook omdat de politieke spanningen met de Oostblokstaten waren verminderd en er verdragen voor het beperken van het aantal atoom- en waterstofbommen in het verschiet lagen.

Brief aan de RVO, kosten fl. 340.000; capaciteit onvoldoende
Brief aan de RVO, kosten fl. 340.000; capaciteit onvoldoende