Geschiedenis: Scheikundig laboratorium A.I. naar TNO (1940-1949)
T.N.O.-LABORATORIUM POORTLANDLAAN
Voor de Tweede Wereldoorlog was het Scheikundig Laboratorium van het Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen (A.I.) [1] gevestigd aan de Julianalaan 134 te Delft. Op last van de bezetter werd de Julianalaan gedurende de oorlogsjaren herdoopt tot Poortlandlaan 134. Het onderstaande ongedateerde verslag van na de Bevrijding bespreekt de overgang van het Scheikundig Laboratorium van de A.I. naar T.N.O.. Dit laboratorium was de voorloper van het in 1949 ontstane TNO Technologisch Laboratorium van de Rijksverdedigingsorganisatie TNO (RVO-TNO), later opgegaan in het Prins Maurits Laboratorium (PML).
Context: De dreigende politieke ontwikkelingen in Europa aan het eind van de jaren dertig en het groeiende besef dat de snelle ontwikkelingen in de chemie wel eens zouden kunnen leiden tot toepassing van geheel nieuwe verbindingen als chemische strijdmiddelen, doen de Opperbevelhebber der Land- en Zeemachten in augustus 1939 besluiten een Centraal Laboratorium van het Algemene Hoofdkwartier op te richten, dat in het bijzonder over nieuwe ontwikkelingen moet adviseren. Het Centraal Laboratorium wordt ondergebracht bij het organisch-chemisch laboratorium van de Rijksuniversiteit Leiden. Nauwe samenwerking met het onderstaande beschreven, meer materieelgerichte, Scheikundig Laboratorium staat hierbij voorop. [9]
De meidagen en het Scheikundig Laboratorium der A.I.
Op 11 mei 1940 kreeg de locatie Julianalaan van de A.I. een contingent Nederlandse militairen te verwerken die daar kwartier maakten. Later op de dag werd de toren van het gebouw als waarnemingspunt ingericht voor de 7-veld afdeling II-2RA. Deze aanwezigheid van militairen bevorderde de werkzaamheden [laboratoria waren in dit gebouw gevestigd] niet. De in het gebouw aanwezige A.I. archiefstukken werden al op deze dag vernietigd, zodat bij een vijandelijke bezetting van het gebouw geen gegevens in vreemde handen zouden vallen. [8]
Bij het overzetten van het rapport naar deze webpagina is de Nederlandsche tekst uit 1945 opzettelijk ongewijzigd gelaten.
Wel zijn er annotaties toegevoegd tussen [ ].
VERSLAG OMTRENT DE LOTGEVALLEN VAN HET SCHEIKUNDIG LABORATORIUM DER ARTILLERIE-INRICHTINGEN,GEDURENDE DE DUITSCHE BEZETTING.
Na de capitulatie ven de Nederlandsche strijdkrachten werd, in verband met het te verwachten Duitsche bezoek, onmiddellijk overgegaan tot het in ordelijken toestand brengen van de laboratoriumruimten; apparaten werden uit elkaar genomen en opgeborgen; de dieren van de physiologische afdeeling werden afgemaakt, enz. Na deze werkzaamheden was oppervlakkig nergens meer te bespeuren, welke de aard der werkzaamheden waren geweest.
Duitsch bezoek.
Twee á drie dagen na de capitulatie werd door de tusschenkomst van den Inspecteur der Genie het bezoek van een Duitsch officier aangekondigd, welke te zamen met den Directeur der Militaire gasschool [2] een rondreis door Nederland maakte. Doel was zich op de hoogte stellen van de werkzaamheden, welke op het gebied van de chemische oorlogsvoering in Nederland waren verricht.
Het bezoek aan het laboratorium leverde weinig aanknopingspunten. De ruimte waarin de gasfilterbussen werden samengesteld werd mede bezocht. Omtrent het in aanmaak zijnde voorzetbusje kon volledige stilzwijgendheid in acht worden genomen. [Dit betrof het afvangen van arseenwaterstof, een verbinding die de Duitsers mogelijk als strijdgas zouden gebruiken. Afvangen met zilverfosfaat was mogelijk gebleken; hiervoor werden voorzetbuisjes voor gasmaskers ontwikkeld]
Het bezoek aan het laboratorium werd gevolgd door een bezoek aan de [Artillerie-Inrichtingen] Hembrug, alwaar de opgeslagen 1000 kg mosterdgas is oogenschouw werd genomen. Ter plaatse waar deze hoeveelheid was gemaakt, had na de verzending van de apparatuur een brand plaatsgehad en daarom kon zonder argwaan te wekken, worden verklaard, dat de desbetreffende apparatuur als gevolg van de brand en in verband met de daarbij plaats gehad hebbende ongevallen, geheel was afgebroken en vernietigd geworden. [3]
Modellenverzameling.
Eenige dagen later werd dit eerste bezoek gevolgd door een tweede, waarbij het doel was zich meester te maken van de modellenverzameling gasmaskers. Door afwezigheid dien dag van de leiding, lukte deze toeleg onmiddellijk. Behalve de verzameling burgerbevolkingsgasmaskers, ging de geheele ontwikkelingsgang in modellen van het legergasmasker verloren.
Personeel.
Aanvankelijk bleef het personeel op oorlogssterkte, doch bij de demobilisatie van de reserve-officieren en de afvloeiing van hen, die hiervoor in opleiding waren, gecombineerd met het ontslag van eerst kort te voren in dienst genomen hulppersoneel, werd de sterkte allengs teruggebracht tot die van voor de mobilisatie. Van de vaste bezetting verlieten in den loop der tijd Dr. v. Hoogeveen en Dr. van Hoogstraten het laboratorium, terwijl Drs Zwikker, die sinds 1939 bij een andere afdeeling van het Staatsbedrijf werk had gevonden, werd teruggeplaatst. Tot op den huidigen dag bestaat het personeel uit:
1 Scheikundige,
1 Drs. in de Natuurkunde,
1 Administrateur,
3 Analisten,
1 Typiste,
6 Hulpkrachten.
Werkzaamheden na de capitulatie [15 mei 1940].
Na de capitulatie was het zaak andere arbeid aan te trekken, daar op het tot dit oogenblik betreden terrein weinig werkzaamheden verlangd zouden worden. Verschillende objecten werden in studie genomen, doch om verschillende redenen kwam er weinig van terecht. Verscheidene instanties werden bezocht. Hoewel van enkele zijden medewerking werd toegezegd was de situatie nog niet van dien aard, dat al reeds een groot aantal vraagstukken gereed lagen. Voorloopig moesten we ons dan ook bepalen tot analytische werkzaamheden in verband met de keuring van geleidelijk binnenkomend reeds vroeger besteld materiaal. Verder slechts de annuleering en de daarmee in verband houdende afwikkeling van de door het laboratorium bestelde orders veel werk. Als gevolg van de herindeeling van een staalmagazijn, moesten een aantal staalanalyses worden uitgevoerd. Op het gebied van de gasoorlog bepaalde de werkzaamheden zich tot het afleveren van oorlogsgassen voor laboratoriumdoeleinden en het hervullen van reukmeetinstallaties en gasinstructiedoozen. Enkele malen werden brandbomen van Engelsche herkomst tot onderzoek ingezonden.
Technische Hoogeschool.
In september 1940 werd contact opgenomen met de Technische Hoogeschool omtrent het beschikbaar stellen van ruimte en personeel voor practica. Dit contact heeft in hooge mate bijgedragen tot het inzicht, dat het mogelijk moest zijn het laboratorium gedurende de bezettingstijd verder te exploiteren. Het begon met een practicum voor analytische scheikunde, waarbij de assistentie door Dr. Hoogeveen werd verzorgd, later overgenomen door Dr. v. Hoogstraten. Na eenigen tijd werd aan dit practicum een natuurkundig practicum toegevoegd, waaraan Drs. Zwikker gedurende de geheele bezettingstijd heeft meegewerkt. Het practicum voor analytische scheikunde werd later tot twee practica uitgebreid. Doordat Dr. Hoogeveen overging naar het Rijksbureau voor Chemische Producten [5] en later Dr. v. Hoogstraten naar de Rijksinspectie voor de Luchtbescherming [6], moest op den duur van het geven van assistentie worden afgezien. Aanvankelijk waren alle practica bij voortduring vol bezet. In den loop van den tijd varieerde dit beeld, als gevolg van de onzekere toestanden voor de studenten, nog al eens. Na mei 1944 stonden de practica practisch stil.
Liquidatie van het Staatsbedrijf.
Intusschen moest in 1942 in het verdere beheer van het Laboratorium worden voorzien, daar het Staatsbedrijf als zodanig uiterlijk op 31 December 1942 geliquideerd diende te zijn. In verband met de omstandigheid, dat het laboratorium waardevolle hulp zou kunnen verleenen aan de Rijksinspectie voor de Luchtbescherming [6], was met deze inspectie reeds contact opgenomen. Dit contact nam vastere vormen aan toen Dr. v. Hoogstraten in dienst van deze Inspectie was getreden.
Hangende de kwestie van het beheer van het geheele laboratorium bleef de vorm, waarop de samenwerking uiteindelijk zou worden gebaseerd, buiten beschouwing. Intussen werd met de werkzaamheden begonnen. Mede waren deze tijd besprekingen geopend met vertegenwoordigers der bierbrouwerijen, omtrent het in het gebouw vestigen van een Proefstation voor de Ned. Brouw- en Moutindustrie. Al deze medegebruikers zouden voor zoover mogelijk gebruik mogen maken van de laboratoriumapparatuur. Omgekeerd kan woerden gezegd worden, dat dank zij deze mogelijkheid, de samenwerkingen tot stand kwamen.
Omstreeks het midden van 1942 was de situatie dus aldus, dat practica voor de T.-H. werden verzorgd, werkzaamheden op het gebied van gasoorlog op zeer bescheiden schaal voor de Rijksinspectie werden verricht en een aanvang werd gemaakt met het verleenen van hulp bij het inrichten van het Proefstation voor de Ned. Brouw- en Moutindustrie.
Overgave van het laboratorium aan T.N.O.
Met deze omstandigheden voor oogen moest dus naar een nieuwe beheerder worden gezocht, welke werd gevonden in de Centrale Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek. Met deze organisatie was reeds in 1940 contact opgenomen, maar ook voor T.N.O. was de situatie toen nog te onduidelijk om daadwerkelijk steun te kunnen verleenen. Toen echter de liquidatie van het Staatsbedrijf acuut werd en er in de toenmalige Departementskringen belangstelling voor deze aangelegenheid bestond, werd via het Departement van Financiën het contact met genoemde organisatie geopend en werd een plan opgesteld.
De toenmalige Commissaris voor de belangen van de v.m. Ned. Weermacht kon zich in principe met de gemaakte plannen vereenigen en berichtte op 16 Juli 1942 dienaangaande;
“……, dat ik instem met Uw voorstel om het Scheikundig Laboratorium te Delft van Uw bedrijf over te geven aan de Centrale Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek. Onderzoek onder voorbehoud, echter, dat de desbetreffende Duitsche Autoriteiten zich hierover kunnen vereenigen, voor zover het de vervreemding van buitgoed betreft.
Ik verzoek U terzake het vereischte te verrichten en te doen verrichten en, zoodra de overgave tot stand is gekomen, mij hieromtrent te berichten.
Ten aanzien van het personeel, dat met het laboratorium zou kunnen overgaan, zal ik gaarne nadere voorstellen ontvangen.
In elk geval wil ik, voor zoover mogelijk, bevorderen, dat evenbedoeld personeel in zijn huidige omstandigheden blijft, hetgeen uiteraard het geval zal zijn, in het door “T.N.O.” in zoodanig dienstverband zou kunnen worden overgenomen, dat er van achteruitgang geen sprake zal zijn.”
Zoal uit bovenstaande brief blijkt, moest een en ander met goedkeuring van de Duitsche Autoriteiten plaats hebben.
Deze goedkeuring moest gepaard gaan met een finantieele regeling ten aanzien van het buitgoed. De Duitsche autoriteit i.c. de “Rüstungs-Inspektion Niederlande Abr. Heer II” kon zich opzichzelf met de overgave vereenigen en zou nadere voorstellen afwachten. Een waardering der buitgoederen was noodig, welke in internen kring werd doorgevoerd en beperkt bleef tot de “zichtbare goederen”.
Deze waardering leidde tot het volgende antwoord van de Rüstungs-Inspektion:
“Wie aus dem abschriftlich beigefügten Aktenvermerk des K.V.FR. Dr. Schwartz hervorgeht, stellt Ihr Bewertungsvorschlag vom 29.8.42 in Bezug auf das Inventar des Chemischen Laboratoriums in Delft auf der ganzen Linie eine katastrophale Unterbewertung dar. Dabei hat K.V.R. Dr. Schwartz bei der Bewertung normale Anschaffungswerte zugrunde gelegt und nicht einmal den Gesichtspunkt berücksichtigt, dass es heute überhaupt beinahe unmöglich ist, derartigen Inventar auch nicht zu höhen und höchsten Preisen zu beschaffen. Sofern der St.A.I. in Liq [Staatsbedrijf Artillerie-Inrichtingen] im Interesse der Nederlandsche Centrale Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek keinen anderen Preisvorschlag machen kann, wird diesseits voraussichtlich die entschädigungslose Enteignung und Überleitung des gesamten Inventars an ein Forschungsinstitut der deutschen Wehrmacht verfügt werden.
Gleichzeitig mit Ihren neuen Preisvorschlag wird diesseits eine Erklärung hinsichtlich der recht sonderbar anmutenden Unterbewertung erwartet.
Nach Lage der Verhältnisse kommt die Rü In NL mehr und mehr zu der bedauerlichen Feststellung dass Ihr Vertrauen zum St. A.I. in Liq., von einigen Ihrer Sacharbeiter gröblich verletzt wird.”
[Zoals blijkt uit de nota van de K.V.FR. dr Schwartz, vertegenwoordigt uw taxatievoorstel van 29-08-2042 met betrekking tot de inventaris van het Chemisch Laboratorium te Delft over de hele linie een catastrofale onderwaardering. Dr Schwartz heeft voor de taxatie de normale aanschafwaarden ter zijden gelegd en heeft nergens rekening mee gehouden dat het tegenwoordig bijna onmogelijk is om dergelijke voorraden te verhogen. Ze zijn alleen tegen de hoogste prijzen aan te schaffen. Als de St. A.I. [Staatbedrijf Artillerie-Inrichtingen] in liquidatie in het belang van de Nederlandsche Centrale Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek geen ander prijsvoorstel kan doen, zal door mij waarschijnlijk de onteigening zonder compensatie en overdracht van de gehele inventaris aan een onderzoeksinstituut van de Duitse Wehrmacht worden bevolen. Tegelijk met uw nieuwe prijsvoorstel wordt aan deze kant een verklaring voor de nogal vreemd ogende onderwaardering verwacht. Afhankelijk van de omstandigheden komt de Rü In NL steeds vaker tot de betreurenswaardige conclusie dat haar vertrouwen in de St. A.I. in Liq. ernstig geschaad is door enkele van uw zaakwaarnemers.]
Bij de waardering was er vanzelfsprekend van uitgegaan, dat de Duitschers in feite geen geld toekwam. Een twistpunt was hierbij de z.g. „door bestemming vaste goederen“ welke de Nederlandsche wet kent en van toepassing was op de werktafels, zuurkasten, ventilatoren, enz. . Van Duitsche zijde werd dit betwist en werd ook voor deze artikelen betaling geëischt. Zij werden dus zonder meer als roerend goed beschouwd en tot buitgoed verklaard.
Wat de hoogte der taxaties betreft, moge het volgende lijstje een beeld geven. In de derde kolom is het bedrag opgenomen, waarvoor de overdracht uiteindelijk heeft plaats gehad. Deze bedragen werden vastgesteld bij een bespreking tusschen Ir. Den Hollander van het Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen en de Rüstungs-Inspektion. Het is mogelijk dat een enkel bedrag niet juist is weergegeven, doch groot kunnen de verschillen niet zijn.
Categorie | Taxatie T.N.O./A.I. | Taxatie Rü. Insp. | Overeengekomen |
---|---|---|---|
Door bestemming vast | f 9.562.– | f 29.700.– | f 15.000.– |
Apparaten | f 5.316.– | f 18.000.– | f 15.000.– |
Kantoorinventaris | f 750.– | f 1.200.– | f 1.200.– |
Glaswerk | f 1.000.– | f 4.500.– | f 4.050.– |
Chemicaliën | f 150.– | f 1.500.– | f 1.500.– |
f 16.778.– | f 54.900.– | f 36.750.– |
Wat eenige der cijfers betreft, moge het volgende nog ter toelichting dienen. De door bestemming vaste goederen (werktafels, zuurkasten, ventilatoren, enz.) hadden in 1939 ca. f 40.000.– gekost. De werkelijke prijs der apparaten kon op ca. f 40.000.– gesteld worden en die van het glaswerk op f 9.200.–. De definitieve overeenkomst met de Rüstungs-Inspektion kon eerst begin 1943 worden gesloten. Op 24 december 1942 vond echter de onderteekening plaats van de koopovereenkomst tusschen het Staatsbedrijf en T.N.O. . De zakelijke inhoud van de overeenkomst luidde:
- Partij B (Staatsbedrijf) verklaart hierdoor op heden te hebben verkocht en in eigendom te hebben geleverd aan partij A (T.N.O.), gelijk partij A hierdoor verklaart van partij B te hebben gekocht en in eigendom te hebben aanvaard, de in punt 2 in het kort vermelde goederen, welke zich bevinden in het door den Staat der Nederlanden aan partij B in bruikleen afgestane gebouw, hetwelk is gelegen aan de Poortlandlaan 132-134 te Delft, voor zover deze goederen zich niet bevinden in de gedeelten die in gebruik zijn bij de N.V. Nederlandsche Machinefabriek “Artillerie-Inrichtingen” en die waarin de messingperserij zijn is ondergebracht.
- In dezen koop en verkoop zijn inbegrepen, te weten:
A. de zich vast in en of aan het gebouw, doch op eenvoudige wijze te verwijderen laboratoriuminventaris, zooals zuurkasten, werktafels, vaste kasten, electrisch licht ornamenten, ventilatoren en gas- en waterleidingstoebehooren.
B. het aanwezige instrumentarium, gereedschap enz.
C. het aanwezige glaswerk, porcelein, enz.
D. het meubilair, kantoormachines, vloerbedekking en gordijnen.De goederen sub A t/m D genoemd worden overgedragen in den staat, waarin ze zich op heden bevinden en ze zijn aan beide partijen bekend. - De koopsom, bedragende Dertig duizend gulden, verklaart partij A vóór 15 Januari 1943 aan partij B te zullen betalen, of zooveel later als de schriftelijke bevestiging van de toestemming der Rüstungsinspektion zal zijn verkregen.
Uit deze overeenkomst blijkt dus, dat het Staatsbedrijf het bedrag boven de f 30.000.—voor zijn rekening nam.
Ten aanzien van de overname van het personeel hield T.N.O. zich aan de oorspronkelijke afspraak. Hoewel allerminst vast stond, dat T.N.O. ieder lid van het personeel op den duur, in verband met de salarieering of anderszins, in dienst zou kunnen houden, werden allen overgenomen. Voor het personeel is dit van groote waarde geweest, terwijl het hen dikwijls heeft beschermd tegen verplichte tewerkstelling elders.
De overname betekende, dat zij, die in vasten rijksdienst waren, ontslagen werden en op wachtgeld werden gesteld. De dienstneming bij T.N.O. draagt een volledig particulier karakter, zij het dan dat de arbeidsvoorwaarden veel overeenkomst vertoonen met die, welke voor het rijkspersoneel gelden.
Het beheer van het gebouw.
Het gebouw, waarin het laboratorium is gevestigd, werd in 1936 in beheer gegeven aan het Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen. Toen nu dit Staatsbedrijf liquideerde, moest ook het beheer in andere handen overgaan. Daar T.N.O. de meest belanghebbende was en voor de toekomst de meeste waarde toekende aan het bezit van het gebouw, werd het beheer eveneens met ingang van 1 Januari 1943 aan T.N.O. overgedragen.
Bepaald werd, dat de gebruikers van vóór Mei 1940 in het bezit van de hen toegewezen ruimten moesten blijven. In de bezettingstijd kwamen enkele van deze ruimten geheel ter beschikking van T.N.O. . In één dezer ruimten werden laboratoria ingericht voor het Instituut voor Brandstofeconomie en voor het Vezelinstituut T.N.O., welke omstreeks Januari 1944 in gebruik werden genomen.
Weggevoerde instrumenten.
Behalve het reeds hiervoren medegedeelde omtrent onze modellenverzameling, zijn wij nog twee malen iets kwijt geraakt. De tweede keer betrof het een Zeiss-mikroskoop, welke door ons getaxeerd was op f 20.– en in dien mate de vertoorndheid van den taxateur van de Rüstungs-Inspektion opwekte, dat wij deze mikroskoop moesten zenden naar een Firma in Amsterdam, welke deze mikroskoop voor f 35.—in handen kreeg. In de loop van 1943 ontstond de derde keer. Wij ontvingen n.l. in September 1943 een brief van de Rüstungs-Inspektion met de mededeeling, dat zij van haar recht van terugkoop wenschte gebruik te maken en onder dit motto verschillende apparaten wenschte terug te koopen. Van de zijde van T.N.O. werd het recht op terugkoop bestreden en met succes. Dit nam niet weg, dat wij om erger te voorkomen, omstreeks Februari 1944, toen rekken der onderhandelingen niet meer mogelijk bleek, verschillende apparaten afzonden. Het betrof:
1 Rembalans, | 1 Electrolyse roerwerk, |
1 Calorimeter, | 10 Thermometers, |
1 Refractometer, | 6 Porceleinen mortieren, |
1 Ampèremeter, | 3 Porceleinen schalen, |
1 Voltmeter, | Eenig glaswerk. |
De prijzen moesten worden vastgesteld aan de hand van de bij de overgave van het laboratorium overeengekomen prijzen. Het totaalbedrag beliep f 578.06. Uit het feit, dat dit bedrag per postwissel werd betaald, meenden wij te moeten afleiden, dat de jacht naar apparaten een particulier tintje had.
Na de overname door T.N.O.
Na 1 januari 1943 waren de banden met iedere ambtelijke organisatie dus verbroken. Voor zoover het laboratorium voorheen een bijzondere ambtelijke taak was toegewezen, b.v. de controle op de rookzwakbuskruitvoorraden (onbekend waar deze zich bevonden), toezicht vanwege het Departement van Defensie in verband met de Hinderwet, werd deze taak bestendigd en bleef het laboratorium de adviseur van het Commissariaat voor de belangen van de v.m. Ned. Weermacht, waartoe met dit Commissariaat een finantieele regeling werd getroffen.
Na de omzetting van een gedeelte van het Staatsbedrijf in de reeds vroeger aangeduide N.V., ontstonden bij deze N.V. vele vragen op Octrooigebied. Op verzoek van den Directeur van de N.V., tevens Directeur van het liquiderende Staatsbedrijf, werden deze Octrooiproblemen door het laboratorium behandeld. Dat leidde er toe, dat steller dezes, gebruik makende van de omstandigheid, dat het laboratorium van opdrachten verstoken was, zich bekwaamde voor het examen voor Octrooigemachtigde, hetwelk in 1942 met goed gevolg werd afgelegd. Ook na 1 Januari bleef het laboratorium de adviseur van de N.V. . In den aanvang waren hieraan veel werkzaamheden verbonden, doch op den duur kwam hieraan voorlopig een einde.
Dank zij de inschakeling in het T.N.O.-verband, was het mogelijk, dat het laboratorium werkzaamheden werden opgedragen, waartoe aan andere T.N.O.-instituten of aan met T.N.O. samenwerkende instituten geen gelegenheid bestond. In dit verband worden genoemd: stikstof- en eiwitbepalingen in gras, veenonderzoek, enz. . Het gevolg hiervan was, dat het jaar 1943 een gunstig finantieele uitkomst gaf. Weliswaar was dit minder toe te schrijven aan het in loon uitvoeren van analyses, dan wel aan de exploitatie van de laboratoriumruimten en het resterende deel van het gebouw.
Voor 1944 waren de perspectieven niet minder gunstig. De oorlogsomstandigheden hebben echter gemaakt, dat slechts een gedeelte van het jaar op de ingeslagen weg kon worden voortgegaan. Al spoedig waren alle soorten van belemmeringen zoo groot. Dat de werkzaamheden geheel moesten worden gestaakt.
Terugblik en toekomst.
Gezien het feit, dat gedurende de bezetting alle voormalige defensie-bedrijfsonderdeelen zoo goed als geheel zijn leeggehaald – van de N.V. Ned. Machinefabriek Artillerie-Inrichtingen is het bezit grotendeels afgevoerd [7], inclusief het door ons ingerichte scheikundig laboratorium aldaar – moet de overgave van het laboratorium als een daad van wijs beleid worden beschouwd, nu dit laboratorium bij wijze van spreken bij T.N.O. is ondergedoken, geheel ongeschonden uit de Duitsche overheersing is te voorschijn getreden. Vermoedelijk is dit het eenige voormalige defensie-bedrijfsonderdeel, dat in deze gunstige omstandigheid verkeert. Weliswaar zijn eenige instrumenten weggevoerd, doch hiervan bestonden doublures. Alle bijzondere apparatuur, zooals b.v. die voor chemisch en physisch onderzoek van springstoffen (en oorlogsgassen) zijn behouden gebleven. Ten aanzien van deze speciale onderzoekingen zal het laboratorium haar oorspronkelijke taak onmiddellijk wederom op kunnen vatten. Bij de overname door T.N.O. heeft de Centrale Organisatie van deze Stichting, ook een dergelijk toekomstbeeld voor oogen gezweefd. T.N.O. hier gezien als een bundeling en een coördinatie van alle krachten en instellingen die het toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek als basis van hun werkzaamheden hebben.
Aanvullende informatie [2023]
[1] Het Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen
[2] Van Militaire gasschool naar Nucleaire, biologische en chemische school
[3] Brand bij de Hembrug (1939)
[4] Burgerbevolkingsgasmaskers
[5] Rijksbureau voor Chemische Producten
[6] Rijksinspectie voor de Luchtbescherming
[7] ZaanWiki – Artillerie Inrichtingen (AI)
[8] Het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen – Een uitgebreide beschouwing van het bedrijf dat in de roerige jaren 1935-1945 de spil was van de Nederlandse wapen- en munitieproductie.
[9] Effectieve defensie is een kwestie van vooruitzien. 50 jaar defensieonderzoek in TNO (1997)
De ‘Poortlandlaan’ is tijdens de oorlog ook een onderduikadres geweest voor een deel van het vooroorlogs defensieonderzoek. In 1949 werd het Scheikundig laboratorium T.N.O.-Poortlandlaan door de Centrale Organisatie TNO overgedragen aan de nieuw opgerichte Rijksverdedigingsorganisatie TNO (RVO). Het was met enige tientallen medewerkers op het moment na de overdracht het tweede laboratorium in grootte van de RVO. Om verwarring met het Chemisch Laboratorium
RVO-TNO te voorkomen, kreeg het overgedragen instituut de naam Technologisch Laboratorium RVO-TNO.