Geschiedenis: Soesterberg

 

TNO Soesterberg

 
Vragen over het nachtelijk waarnemingsvermogen leidden op 15 mei 1949 tot de oprichting van de Werkgroep Waarneming binnen de toenmalige Rijksverdedigingsorganisatie TNO onder leiding van dr. M(aarten).A. Bouman. Dat was het startpunt van onderzoek naar nachtelijke waarneming, waarodner nachtzien, dieptezien, kleurenzien, verblinding, netvliesverbranding, beeldschermen, etcetera. In 1953 volgde het onderzoek naar een tweede zintuig, het oor, in verband met gehoorbeschadiging, gehoorbescherming, lawaaibestrijding en spraakverstaanbaarheid van radioverbindingen.

Omdat ‘zien bij lage lichtniveaus’ niet alleen van belang is in het donker, maar ook in commandocentrales en navigatie- en vuurleidingscentrales, werd het visuologisch onderzoek uitgebreid tot meer toegepast lichttechnisch werk. Zo konden klachten over vermoeidheid bij radarpersoneel herleid worden tot slechte verlichtingscondities, werden leesproeven gedaan met plotmateriaal voor plotborden, en werden adviezen uitgebracht voor de inrichting van commandoposten en bedieningspanelen.

Visuologie en audiologie vormden de basis van wat tegenwoordig ergonomie heet, de studie naar de mens in relatie tot zijn omgeving.
De werkgroep was eerst gehuisvest in het Fysisch Laboratorium van de Universiteit Utrecht. Vanaf 1951 huurde men een deel van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Geneeskundig Centrum in Soesterberg. In afwachting van een eigen gebouw op het buurterrein Kampweg 5 werd er in 1956 een barak geplaatst.

TNO te Soesterberg (1956)
TNO te Soesterberg (1956)

Instituut voor Zintuigfysiologie (IZF)

De Werkgroep Waarneming kreeg in 1956 de status van TNO-instituut: Het TNO Instituut voor Zintuigfysiologie (IZF-TNO) met als directeur Maarten Bouman. In dat jaar kwam ook de eerste psycholoog in dienst. Het onderzoek verbreedde zich naar menselijke informatieverwerking, zoals de interpretatie van Morsesignalen, de beoordeling van luchtfoto’s, de perceptie van sonarsignalen en de nauwkeurigheid van kansschattingen.
Zintuigfysiologie, ergonomie en neurofysiologie waren de belangrijkste onderzoeksterreinen bij het IZF. Later verder uitgebreid met gebieden als verkeersgedrag (1969), thermofysiologie, zoals de warmte- en vochtbalans van militairen met beschermende kleding (1970), evenwicht van onder andere gevechtsvliegers en marinepersoneel (1986), cognitieve psychologie, waaronder mentale belasting (1986), training en opleiding -inclusief simulatie- (1998) en groepsfunctioneren (1998). 

Thermofysiologie film (1990)
Thermofysiologisch onderzoek 

Optimalisering van de informatieverwerking behoorde vanaf het begin tot de expertise van het instituut. Deze kreeg echter door de voortschrijdende automatisering en de innovatieve informatie- en communicatietechnologie (ICT) een nieuwe dimensie. Talrijke opdrachten gingen over de informatie-uitwisseling tussen apparatuur en operator. Ook was het de vraag wat de menselijke cognitieve vermogens waren bij de vormgeving van taken en procedures in een werksituatie met automaten en computers. Wat konden mensen mentaal aan? Hoeveel inspanning kostte het? Hoe lang hielden zij het vol? Wat deden zij in het geval van tijdgebrek? Hoe beoordeelden zij onzekerheden? Uiteindelijk ging het ook om de vraag hoe een complex systeem als een combinatie van operators, automaten en computers functioneerde. Dit behoorde tot het terrein van de systeemergonomie.

Het was het meest interdisciplinaire onderdeel van de Rijksverdedigingsorganisatie en vermoedelijk van geheel TNO. Onder de onderzoekers vond men psychologen, natuurkundigen, ingenieurs en medici. Het instituut hield zich aanvankelijk bezig met zintuigfysiologische en waarnemingspsychologische onderzoekingen. Een van de eerste opdrachten ging over vermoeidheid bij radarpersoneel. De onderzoekers herleidden de klachten tot de verlichting van de werkruimte. Een reeks van projecten, waaronder die naar de scheepsbrug, volgde.

Huisvesting

In 1957 werd een terrein van 1.5 hectare aangekocht aan de Kampweg te Soesterberg. Pas in 1962 werd begonnen met een programma van eisen voor een nieuw gebouw. Begin 1967 ging de BAM bouwen. Medio oktober 1968 werd het nieuwe gebouw betrokken (Mfl 3.1; 2800 m2; 65 werkplekken). Het gebouw bevatte onder andere:

  • een optische gang van 50 meter lengte,
  • werkplaatsen voor de instrumentmakerij,
  • een onafhankelijk gefundeerde vleugel met
    • drie ‘zachte’ akoestische meetruimten,
    • een meetkamer met variabele akoestiek,
    • en een dode (echovrije) kamer.

    De luchtbehandelingsinstallatie voor deze audio-meetruimten moest aan stringente eisen voldoen; de TNO-TPD collega’s gaven daarvoor adviezen.

Op 25 april 1969 werd in aanwezigheid van Z.K.H. Prins Bernhard het nieuwe gebouw (Kampweg 5) officieel in gebruik gesteld door de Staatssecretaris van Defensie A.E.M. Duynstee. De openingshandeling bestond uit het uitspreken van de cijfers 0 tot en met 9, die daarna met een spraakherkenningsapparaat zichtbaar gemaakt werden.

Nieuwbouw TNO in Soesterberg (1968)
Nieuwbouw TNO in Soesterberg (1968)

 

Opening nieuwbouw IZF-TNO in 1969
Opening nieuwbouw IZF-TNO in 1969

 

Keramiekplateaus aan de buitengevel (maker: C. van Eck, Zeist)
Keramiekplateaus aan de buitengevel (maker: C. van Eck, Zeist)

 

Luchtfoto TNO Soesterberg
Luchtfoto TNO Soesterberg na uitbreidingen

In 1988 werd het gebouw uitgebreid met een nieuwe vleugel, die weer een serie tijdelijke barakken verving. Deze vleugel werd op 10 maart 1988 geopend door Mr. Pieter van Vollenhoven en was berekend op 150 medewerkers. De nieuwbouw bevatte onder andere twee klimaatkamers voor de afdeling Thermofysiologie en experimenteerruimtes voor proefpersonenonderzoek. De afdeling Verkeersgedrag kreeg een eigen garage voor de geïnstrumenteerde auto’s.

Nieuwe gebouwvleugel in 1988
De nieuwe gebouwvleugel in 1988

Hernieuwbouw van het gebouwdeel uit 1968 kwam gereed in 2007.

Defensieonderzoek-film uit 1990 over computerondersteuning van chauffeurs ruim voordat GPS op de markt kwam (ICARUS)
Computerondersteuning van chauffeurs in 1990 ruim voordat GPS op de markt kwam (ICARUS)

Spin-off onderzoek

Defensieonderzoek kende ook de nodige spin-off dat kon leiden tot contractonderzoek voor de civiele sector. Van alle TNO-laboratoria was het IZF (later Technische Menskunde (TM) geheten) het meest betrokken bij opdrachten voor niet-militair onderzoek. Tussen 1968 en 1988 ging het om een kwart van de omzet. In de jaren negentig liep dit percentage zelfs op tot bijna 40%.
Zo was onderzoek naar akoestische kwaliteiten van gemeenschapsruimten en concertzalen een spin-off van het audiologisch onderzoek naar de spraakverstaanbaarheid van communicatieverbindingen. Eveneens goed bruikbaar voor civiele doeleinden waren de resultaten van het ergonomisch onderzoek, en dat gold ook voor onderzoek naar verkeersveiligheid. Het IZF werkte daarbij samen met de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en het instituut voor Wegtransportmiddelen TNO. Vrijwel alle verkeersborden en wegmarkeringen langs de Nederlandse wegen zijn ontworpen met medewerking van het instituut.

De commandocentrale van de Zwaardvis (bron: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie), optimaal ingericht door TNO onderzoek
De commandocentrale van de Zwaardvis (bron: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie), optimaal ingericht door TNO onderzoek

 

TNO Defensieonderzoek film uit 1990 over simulatie van zesbaksduwboten (1990)
3D simulatie van de Waal met zesbaksduwvaart (1990)

Technische Menskunde (TM)

In 1994 veranderde het Instituut voor Zintuigfysiologie TNO zijn naam in TNO Technische Menskunde (TM). Het instituut telde in die jaren ongeveer 125 medewerkers, onder wie 60 tot 65 academici. In 2005 werd het Geneeskundig Centrum (NLRGC) in Soesterberg, een onderzoeksafdeling van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) ondergebracht bij TNO-TM.
Van 2005 tot 2010 was de officiële naam TNO Gedrag, Training en Prestatie (GTP) als onderdeel van TNO Defensie en Veiligheid. In de praktijk werd de naam Human Factors Research Institute (HFRI) en later Human Factors HF gehanteerd.
 

Onderzoek naar menselijk evenwicht en oriëntatie

In het onderzoek naar evenwicht en oriëntatie was het aanvankelijk vooral de Koninklijke Landmacht die interesse toonde vanwege vervoer van manschappen in gesloten voertuigen. De Koninklijke Marine (zeeziekte) en de Luchtmacht (desoriëntatie van gevechtsvliegers) volgden. Wagenziekte, zeeziekte en ruimteziekte zijn bewegingsziekten met misselijkheid als voornaamste symptoom. Lang werd er gedacht dat al deze ziekten te maken hadden met het schudden van het evenwichtsorgaan, dat zich in ons middenoor bevindt. Zo simpel bleek het echter niet te zijn.
De hersenen willen namelijk voortdurend op de hoogte worden gehouden van drie zaken van het hoofd of het lichaam: draait het om een hoek, wordt het verplaatst en hoe bevindt het zich ten opzichte van de zwaartekracht. Het evenwichtsorgaan levert samen met de ogen informatie die nodig is om ons in een evenwichtige situatie te houden. Dan is er nog de positiezin, die informatie levert over de stand van de ledematen als aanvulling op wat de ogen en het evenwichtsorgaan al hebben doorgegeven over het hoofd. Zolang we normaal lopen, kunnen de hersenen een voorspelling maken van de te verwachten bewegingen van ons lichaam. Het kan echter misgaan zodra we plaatsnemen in een voertuig. Tussen de informatie van ogen, evenwichtsorgaan en positiezin ontstaan dan eventuele discrepanties. De ogen zien de rechte lijn van de weg, maar het evenwichtsorgaan signaleert een stijging of daling of een scherpe bocht. In het vliegtuig of ruimtevaartuig is er ook sprake van informatieverschillen. Op of in een schip zijn de bewegingen en daarmee de informatieverschillen nog groter. De hersenen raken daardoor in de war. Het gevolg is misselijkheid of erger.

Ook experimenteerden de medewerkers met remedies tegen bewegingsziekten. Zo droeg André Kuipers tijdens zijn verblijf in het International Space Station (ISS) in 2004 een door TNO ontworpen trilvest. Hierin zaten kleine trillertjes, ongeveer zoals die in de trilfunctie van een mobieltje. Kuipers moest gewichtloos, geblinddoekt en met oordoppen een aantal oriëntatieproeven doen en daarbij het vest afwisselend wel en niet dragen. Verder droeg hij het vest een aantal uren bij zijn normale werkzaamheden aan boord van het ruimteschip. Bovendien hield Kuipers een vragenlijst bij over zijn fysieke conditie. Hoe voelde hij zich, wanneer werd hij ziek en hoe ziek was hij? Een bloeddruktest maakte eveneens deel uit van dit onderzoek.

André Kuipers test een tactiel vest in een draaistoel (2003)
André Kuipers test het TNO tactiel vest in een draaistoel voorafgaande aan zijn verblijf in het ISS (2003)

In 2006 kwam een grote simulator voor complexe bewegingen, Desdemona gereed. Desdemona is feitelijk een grote 3D-draaistoel waarmee gewichtloosheid is na te bootsen. Het toestel is een soort combinatie van een achtbaan, elektrische stier en een centrifuge. Met het apparaat is het mogelijk om iemand rond een willekeurige as vrijwel onbeperkt rond te draaien, op en neer te bewegen en ook nog eens te centrifugeren. Desdemona maakt onderzoek naar ruimtelijke desoriëntatie, vlieg- en ruimteziekte, zee- en simulatorziekte mogelijk. Zie: Desdemona

De volgende naamsverandering

De Rijksverdedigingsorganisatie TNO was – net als de andere bijzondere organisaties van TNO – bij een reorganisatie in 1980 opgeheven en heette sindsdien de Hoofdgroep voor Defensieonderzoek, later aangeduid met TNO Defensieonderzoek.
Op 31 december 2005 besloot TNO de afzonderlijke TNO-instituten (laboratoria) op te heffen. TM-TNO was daarbij opgegaan in het kerngebied TNO Defensie en Veiligheid (TNO DV).
Op 1 januari 2011 werd vervolgens de TNO kerngebiedenstructuur opgeheven en is TNO omgevormd tot één TNO organisatie. Sindsdien wordt gesproken over TNO-locatie Soesterberg die werkt voor de TNO unit Defence, Safety and Security (DSS).

 

 

Bronnen