Onderwaterakoestiek

 

Onderwaterakoestiek

 
Onderzeeboten en andere schepen kan men opsporen door te luisteren naar het onderwatergeluid dat schepen onder water produceren (passief) en door te luisteren naar echo’s van uitgezonden geluiden die weerkaatsen tegen een onderzeeboot (actief). Het Meetgebouw startte met het eerste onderwaterakoestiekonderzoek in 1938.
Onderwaterakoestiek heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog op vrij grote schaal toepassing gevonden bij het opsporen van onderzeeboten en oppervlakteschepen. De daarvoor gebruikte “geruischpeilers” werden ook aangeduid als ASDIC (Anti-Submarine Detection Investigation Committee). Later kregen ze de naam sonar (Sound Navigation and Ranging) in analogie met “Radar” voor Radio Detection And Ranging. Sonar werkt echter veel trager dan radar omdat de snelheid van geluid onder water slechts 1.500 m/s is. Ter vergelijking: de snelheid van radiogolven is 300.000 km/s. De onderwaterluidspreker, tevens microfoon, waarmee de geluiden onder water worden uitgezonden en waarmee geluid en de echo’s onder water worden opgevangen noemen we de “transducent”.

In 1946, direct na de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland schoorvoetend een begin gemaakt met nieuw fundamenteel onderzoek op het gebied van de onderwaterakoestiek. Dit betrof proeven betreffende geluidabsorptie in vloeistoffen. Tegelijkertijd in samenwerking met het Scheepsbouwkundig Proefstation, het latere MARIN, gewerkt aan de ontwikkeling van een gestroomlijnde sonardome die minder cavitatie, dus geluid, maakt. Sinds die tijd zijn er vele ontwikkelingen geweest:

Faciliteiten:

 

 

Researchgroep Onderwaterakoestiek
Researchgroep Onderwaterakoestiek