Onderwaterakoestiek: Waalhaven en de Paets van Troostwijk
Meetposten voor sonar en het varend sonarbeproefingslaboratorium Hr.Ms. Paets van Troostwijk
Vanaf eind 1947 kon het laboratorium voor sonarproeven gebruik maken van een vlot langszij de Hr.Ms. Zeearend in de Waalhaven te Rotterdam. De Hr.Ms. Zeearend was voor de Tweede Wereldoorlog een lijndienstschip, de “Batavier IV”. Tijdens de oorlog viel het schip onder de Engelse Marine, eerst als “HMS Eastern Indies”, later als “HMS Western Indies”.
De Zeearend huisvestte de onderzeebootbestrijdingsschool. De experimenten met onderwatergeluid op dit vlot hadden echter last van marineduikers die hetzelfde ponton gebruikten. Daarom bouwde de Koninklijke Marine in de herfst van 1948 een apart meetvlot dat was samengesteld uit pontons. Deze pontons hadden tijdens de bezetting gediend als gepantserde deuren (“Pendeur”) ter bescherming van een Duitse bunker (pen) voor Schnellboote (SBB) in de Waalhaven (zie ook het bericht over de aanval door de geallieerden op deze bunker). De gecompartimenteerde pontons waren gemaakt van half inch staalplaat en waren ieder ongeveer (lbh) 4 x 3 x 2 meter groot. In een ponton is er dus stahoogte. Op het vlot stond een meethut. Het vlot lag ook in de Waalhaven en was onder toezicht geplaatst van de onderzeebootbestrijdingsschool. Met dit vlot kon het laboratorium onderwaterakoestiekmetingen uitvoeren aan de zelfontwikkelde transducenten.
Naast deze testfaciliteit deed zich al snel een tweede mogelijkheid voor. In 1924 werd een walvisvaarder genaamd Thor Junior gebouwd bij de Akers Mekaniske Verksted A/S, Oslo, Noorwegen. Het schip werd omgedoopt tot Istre. In 1937 werd het schip met bijbehorende drijvende traanketel overgenomen door een Duits bedrijf. Het schip kreeg opnieuw een nieuwe naam; het werd de Süd III. De Süd III was onderdeel van een walvisvaartflotille. Tijdens de oorlog maakte de Süd III als schip V1708 deel uit van de Vorpostenflottille 17 in de Golf van Finland. De Duitsers rustten het schip uit met koperen hydrofoons (diameter 8 bij 9 cm, 12 cm lang en een tweeaderige kabel aan de achterzijde) die in de scheepshuid werden ingebed voor tests met geluidsdetectiesystemen. Uiteindelijk verdwenen die hydrofoons achter een verflaag. In 1946 werd het schip in het kader van de Duitse WO II-vergoedingen aan Nederland overgedragen, waarna het op een sloop belandde. In 1948 werd een Nederlandse marineofficier getipt over dit schip dat een grote hoeveelheid elektronica aan boord had. Bij nader onderzoek bleek dit Duitse sonarapparatuur (‘ASDIC’) te zijn. De Kininklijke Marine probeerde het schip gratis te verwerven. Dat lukte niet. Uiteindelijk moest de Koninlijke Marine toch een bedrag neertellen voor het schip.
Na de aanschaf door de Koninklijke Marine is het schip begin 1949 door de Nederlandse Dok- en Scheepsbouwmaatschappij (NDSM) te Amsterdam volledig opgeknapt. Ook is de schade aan de aanwezige scheepsapparatuur hersteld en zijn een aantal verbeteringen doorgevoerd (o.a. indicatie en reverberation controlled gain). Als zodanig heeft het schip dan ook vele jaren goede diensten bewezen. Het schip nam vanaf 15 juli 1949 de boegnaam Hulpschip Experimenteel 1 (“HE 1”) over van de eerder genoemde Hr.Ms. Queen Wilhelmina. Op 15 april 1950 werd door Koningin Juliana de naam Hr.Ms. Paets van Troostwijk aan het schip toegekend (Besch. m.v.m. no. 212661/209217). “In verband met de op deze bodem te verrichten natuurkundige proefnemingen, is in dit geval de naam van een bekend natuurkundige (= Adriaan Paets van Troostwijck) gekozen“.
In de periode 1950-1951 kreeg het schip de NAVO boegcode A893 (A staat voor Auxiliary).
In 1950 werden eerst asdic-proeven uitgevoerd in de Nieuwe Waterweg, daarna is een tocht gemaakt naar Toulon aan de Middenlandse Zee. Een van de eerste proeven was met een transducent met vier kwadranten met Seignettekristallen. De transducent was draaibaar opgehangen in de sonardome en gekoppeld aan de experimentele Anti-Duikboot Installatie (ADI).
Vele vaartochten om experimentele sonarapparatuur te beproeven volgden.
In 1961 werd het duidelijk dat de oude ”Hr. Ms. Paets van Troostwijk” niet lang meer zijn diensten als varend beproevingsplatform zou kunnen vervullen. Bij ministeriële beschikking van 13 februari 1963 (nr 640761/233170) werd het schip van de sterkte afgevoerd.
Toen tenslotte bleek dat de sloop van het schip onafwendbaar was, werd door de Koninklijke Marine als vervanging een vaste beproevingsinstallatie in Hoek van Holland ter beschikking gesteld. Deze bestond uit de “VIANDA” steiger, hijsmechanisme en een onderkomen voor de meetapparatuur aan de rechteroever van de Rotterdamsche Waterweg bij kmr. 1028. Deze steiger was via een vaste loopbrug verbonden met een laboratorium aan de vaste wal. Uiteraard werden tevens de nodige voorzieningen getroffen voor het verplaatsen en hijsen van zware lasten. Sinds 1966 deed deze installatie dienst voor proefnemingen met sonarapparatuur.