Radar: Demonstration of Advanced Radar Techniques (DART) project (1988 – 1990)
Demonstration of Advanced Radar Techniques (DART) project (1988 – 1990)
Het doel van het NATO AC243 luchtverdedigingsproject DART was een radar te ontwikkelen welke zo min mogelijk gevoelig was voor de dreiging van aanvallen met Anti Radiation Missiles (ARM’s). ARM’s hebben de eigenschap zich te richten op de uitgaande stralingsenergie van een radar en deze aan te vallen. ARM’s kunnen de luchtverdediging ernstig treffen.
Met de term Advanced Techniques in de projecttitel werd bedoeld de toepassing van de modernste technieken inclusief de potloodvorm van de te verzenden radarbundel en het niet continu uitzenden van de radarbundel. Daarnaast werd geprobeerd het radarontvangsysteem zo gevoelig mogelijk te maken. Dit project werd uitgevoerd in een samenwerking tussen Groot Brittannië, de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland. Groot Brittannië was de projectleider en beheerde de DART installatie en de ARM simulatie. De VS leverde de hoofd- en hulpantennes, de Advanced Flyable Generic ARM Seeker (AFGAS) simulatie, een T-33 vliegtuig met een ARM zoeker. Frankrijk leverde een zender en frequentiesynthesizer, de DART ontvanger en simulatie en software. Italië leverde een signaalprocessor.
Nederland tenslotte leverde de DART-testlocatie het Vliegveld De Peel en maakte een database aan met de DART-radar prestaties samen met de ARM- en URAS uitzendingen. De data voor deze samen te stellen database werd vooraf beoordeeld met de door TNO ontwikkelde Quick Look Validation (QLV) software tool. Daarnaast leverde Nederland de Universele Radar Stoorzender (URAS) en pastte de Flycatcher radar aan voor testvluchten met een F-16, en voerde radarkalibraties uit met een aluminium bol. Luchtmachtbasis Volkel werd voor DART gebruikt als basis voor het onderhoud en stallen van de testvliegtuigen.
TNO was binnen het project verantwoordelijk voor het opslaan en combineren van data uit de verschillende DART-componenten en de testvliegtuigen tot goed te analyseren gegevens. Deze gegevens werden voor latere analyse gebruikt om de eigenschappen van de DART radar, de URAS stoorradar en de ARM-invloed te onderzoeken. Dit datasysteem werd het FLAMS (FEL Logging And Merging System) genoemd.
Voordat de verzamelde data beschikbaar werd gesteld aan de deelnemende landen moest deze eerst worden geanalyseerd op bruikbaarheid met de door TNO ontwikkelde Quick Look Validation (QLV) tool. Deze tool bestond uit een display dat de DART-omgeving van circa 12 bij 12 km met als middelpunt vliegveld De Peel weergaf. De tool was gebaseerd op het Graphical Kernel System (GKS) programmapakket. Het display gaf de omgeving van het vliegveld weer met de stadjes Venray en Helmond, weiden en bossen, watertjes en hoogtecontouren van het landschap. De vliegroute van de F-16 werd met het gemodificeerde Flycatchersysteem geregistreerd. Hieraan werd het Pass-Sequence nummer, datum, starttijd en stoptijd toegevoegd. Ook kon de data van elk gebruikt systeem, zoals van de URAS, op het display worden weergegeven. Het resultaat van de beoordeling met de QLV tool werd opgeslagen in de DART-tests database. De gevalideerde gegevens werden aan iedere deelnemer aan de DART testen beschikbaar gesteld.
De toentertijd in gebruik zijnde ARM’s, zoals de AGM-45 Shrike, waren niet bijzonder intelligent. Zij gebruikten de radarbundel als begeleiding naar het doel en ontploften in hun nabijheid.