Radar: Ontwikkelingen periode 1950-1965
Radarontwikkelingen periode 1955 – 1965
In de jaren vijftig en zestig werd zowel vanuit verschillende disciplines gewerkt aan de doorontwikkeling van radar voor de krijgsmacht waarbij nieuwe radartechnieken en digitale signaalverwerking werden gecombineerd.
Om het hoofd te bieden aan opgewekte radarstoring door een vijand werd in de jaren vijftig gewerkt aan anti-storingsontvangers. Rond 1960 werd een kanalenkiezer voor vijf ontvangertypes gebouwd om daarmee automatisch de minst gestoorde radarfrequentie te kiezen.
De introductie van hoogteradars maakte het mogelijk om naast richting ook de hoogte van een doel te bepalen. Die functie werd eerst toegevoegd aan een zoekradar.
Er ontstond de behoefte steeds verder en naar steeds kleinere doelen te kijken. Door gebruik te maken van het Dopplereffect was te voorkomen dat de kleine doelen niet te onderscheiden zouden zijn van clutter, ofwel de ongewenste rommel van omgevingsreflecties, zoals door neerslag (regen, hagel), bebouwing, bebossing en golven. Door gebruik te maken van het verschil in Dopplerfrequentie van vliegende objecten en clutter ontstaat onderscheid. In een radarclutteronderdrukker wordt hiervan gebruik gemaakt om de clutter te verzwakken waardoor de zwakke echo’s zichtbaar worden in de verzwakte clutter. Bij radars met een magnetron als zender is het gebruik van het Dopplereffect niet eenvoudig. De magnetron heeft van zendpuls tot zendpuls niet een heel stabiele frequentie met als gevolg dat de Dopplerfrequentie van puls tot puls varieert. Met een slim circuit kon echter een behoorlijke clutteronderdrukking worden gerealiseerd.
Parallel hieraan werd bij het LEOK gewerkt aan digitale verwerking van radargegevens. In 1963 werd in het project Radar Informatie Verwerkende Apparatuur (RIVA) waarbij een digitale rekenaar van eigen ontwerp gebruikt. Deze verwerkte de door middel van een video-integrator verkregen radarinformatie en genereerde stuurgegevens voor de hoogteradarantenne.
Voor meer over de ontwikkelde digitale verwerking van doelinformatie en presentatie op schermen, zie Digitale Techniek: Radarbeeldverwerking.
De ‘follow-up’ van het RIVA-project was het 3D-simulatorproject ten behoeve van de Koninklijke Marine (lopende van 1965 tot 1970). De 3D-simulator moest dienen voor het injecteren van gesimuleerde doelen en clutter in de in ontwikkeling zijnde 3D-radar. Zie ook: Computerhistorie: LEOK periode 1961 -1974. De uiteindelijke 3D-radar voor de schepen van de Trompklasse fregatten van de Koninklijke Marine verenigde rond 1965 de eerdergenoemde radarfuncties van zoeken, volgen, richting-afstand-hoogte, anti-storing en Dopplerontvanger.