Human Factors: Ontwerp van scheepsbruggen
Technisch menskundig ontwerp van scheepsbruggen
Een van de eerste scheepsbruggen waarmee het IZF-TNO op verzoek van de Koninklijke Marine in 1958 aan de slag ging, was de onderzeebootjager Hr.MS. Amsterdam (D819) van de Friesland-klasse. Bij dit type schip was de bedieningsapparatuur verspreid over de scheepsbrug. Bovendien had de roerganger op een lager dek geen uitzicht op zee. Zijn orders ontving hij via een spreekbuis van de brug. Dit was niet bevorderlijk voor de nauwkeurigheid en de reactiesnelheid, zoals een proef op zee aantoonde.
Op het instituut werd daarom de brug van de opvolger van de Friesland-klasse, een jager van de van Speijk-klasse, in 1965 opgebouwd van spaanplaat, pvc en plexiglas. Met deze mock-up kon volop worden geëxperimenteerd.
Tijdens de proefnemingen bleken er onder de onderzoekers echter twee duidelijk verschillende opinies te bestaan. Eén groep onderzoekers meende dat met een zogeheten cockpitconcept, met een centrale navigatieplek, de beste resultaten te boeken waren. De andere groep zag meer voordeel in een traditionelere opstelling met gespreide instrumenten. Een serie simulaties maakte uiteindelijk duidelijk dat met het cockpitconcept beter te werken was.
Dit concept was niet direct te verwezenlijken, maar werd bij elk volgend scheepstype wat verder in de gewenste richting aangepast. Bij de geleidewapenfregatten moest bijvoorbeeld de radarapparatuur in een aparte, verduisterde ruimte worden ondergebracht, omdat de lichtzwakke monitoren anders niet af te lezen waren. Ook de man voor de communicatie en de kaartentafel waren nog op de brug te vinden.
In 1997 werd gebruik gemaakt van virtuele 3D-techniek om de de technisch menskundig aspecten van het de luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF) ontwerp te beoordelen en te verbeteren. In deze fregatten, die rond 2000 in de vaart kwamen, was de cockpitstructuur nog verder uitgewerkt. De kaartweergave en de radarinstallatie waren digitaal met elkaar gekoppeld. Het overzicht van de omgeving en de status van het schip was vanuit één positie mogelijk geworden.
Het onderzoek met de mock-ups werd ook ingezet bij een project naar een zo efficiënt mogelijke indeling van de ruimte bij een nieuw te bouwen onderzeeboot van de Walrus-klasse in de jaren ’80. De zeer beperkte ruimte moest op een zodanige manier ergonomisch ingedeeld worden dat de samenwerking optimaal werd.
De ontwikkeling van het brugconcept was niet specifiek aan de marine voorbehouden. De bereikte resultaten werden eveneens bij de koopvaardij toegepast.