BASIS_Landmijnen_1940
Vermoedelijk eerst in 1940 vroeg de Koninklijke Landmacht aan het Meetgebouw om een detector voor metalen landmijnen te ontwikkelen. Toen in 1940 de oorlog uitbrak, waren er enige exemplaren gereed van een model dat het laboratoriumstadium achter de rug had. Dat model voldeed echter nog niet aan de noodzakelijke mechanische eisen voor robuust militair gebruik. Het principe was gebaseerd op het hoorbaar maken van de impedantieverandering van een zoekspoel aan een stok zodra deze nabij metaal kwam. De zoekspoel was opgenomen in een laagfrequente brugschakeling. Met zekerheid konden de gangbare, ijzeren mijnen op een afstand van 75 cm worden opgespoord. De ontwikkelde exemplaren zijn na de inval van de Duitsers gebruikt voor het opsporen en ontmijnen in Limburge en Zeeland van door het Nederlandse leger neergelegde landmijnen.
Na de ontwikkeling van het laagfrequente model wordt, ook na de Duitse inval, gewerkt aan de ontwikkeling van een hoogfrequente detector. Daarbij is de zoekspoel opgenomen in de ‘slingerkring’ van een hoogfrequente generator (+/- 275 kHz). Er is nog een tweede, vast ingestelde hoogfrequente generator op 275 kHZ die gekoppeld is aan de eerste detectorkring. Komt de zoekspoel in de nabijheid van een metalen voorwerp, dan ontstemt deze de kring. De verschilfrequentie wordt dan hoorbaar. Het ontwerp is dusdanig dat een zeer stabiele basisfrequentie wordt bereikt en dat deze zo min mogelijk temperatuurafhankelijk is. Het systeem is gebaseerd op drie Philips D1F pentode buizen. Veel aandacht is besteed aan het gewicht: 5.5 kg op de rug en 4 kg voor de zoekspoel met steel.
Het prototype apparaat is in september 1940 gereed.